Ik loop in de supermarkt
Bijna een week na thuiskomst voor het eerst maar eens wat boodschappen doen. Daarvoor leefde ik op een brood dat ik gebakken had een dag nadat het rubber piepend op de landingsbaan gekomen was en een stuk kaas dat ik gekregen had als welkomstgeschenk. Kun je prima op leven voor een paar dagen.
Zaterdag was ik bij de kapper was geweest om m'n wilde Afrikaanse haren kwijt te raken, een twintig minuutjes fietsen van huis.
Mijn kapper neemt zijn werk serieus, hij knipt niet alleen, maar luistert ook naar je en vertelt een hoop. Toen ik vertelde dat ik naar Afrika geweest was en dat men daar Swahili sprak kwam hij met een mooi verhaal.
Hij had een keer een vrouw in de stoel zitten die haar kinderen had meegebracht. Nogal vervelende etters. De beschrijving die mijn kapper van die koters gaf zal ik achterwege laten. Hun moeder had ze al een paar keer tot de orde geroepen, maar de kinderen bleven klieren. Ze zaten ondertussen met scharen in de leren bank te prikken.
Nu zei de vrouw, “Gregory, heb je me gehoord, kappe nou, ik spreek toch geen Swahili?!?”
Hij had zich afgevraagd wat Swahili in godesnaam was. Een Oost-Afrikaanse taal dus.
Op de enige warme dag van deze zomer fietste ik langs het Filmwijk strandje waar stoere jongens met scootertjes en meisjes in bikini's sigaretjes stonden te roken. Wat leefden we toch in een prachtig land.
De volgende dag kon ik amper lopen van de spierpijn in m'n benen.
Dat krijg je dus na een maandje lui achterop een boda-boda zitten.
De spierpijn is inmiddels verdwenen, maar ook het besef dat ik nog maar een paar dagen geleden door het drukke verkeer van Kampala sjeesde is al bijna weg.
Ik liep dus in de supermarkt. Bij de fruitafdeling lagen exotische vruchten. Mango’s in een plastic zakje met een stickertje met daarop "eetrijp" en ananassen met een kaartje eraan.
Waar is de tijd dat ik de straat uitliep en een paar honderd shilling afdong op een kwart ananas die de verkoper uit een kruiwagen haalde en met een kapmes dat hij even langs de stoeprand haalde om hem te slijpen in stukken hakte?
Of dat de bediende, als ik het zo noemen mag, ’s avonds thuis kwam met een kip die ze in het voorraadhok smeet waarna hij nog wat kakelde en die de volgende dag op het menu stond?
Het is beangstigend hoe snel het leven hier weer went. Het enige wat me nog herinnerd is dat ik tegen alle gekleurde medelanders "Jambo, Habari?!" wil roepen. Alsof ze dat zouden verstaan.
Ik stapte op m’n motor om vanuit Almere richting Amsterdam te gaan en sloot aan in een verdwaalde zaterdagavond file. In de container stopte de ik de stekker van de koelkast in het stopcontact en maakte ik het bed op.
De volgende ochtend wreef ik de slaap uit m’n ogen, hees me in m’n bakkersbroek en dronk een kop Oegandese thee, met Oegandese suiker. Mijn enige souvenirs.
Ik morrelde wat aan m’n fietsslot, deze was wat roestig geworden. Het schijnt hier niet zulk mooi weer geweest te zijn. Een schop tegen m'n banden leerden dat die nog hard waren.
Daarna hobbelde ik gapend langs de Amstel terwijl de regen tikte op m'n brillenglazen. Alle kuiltjes en drempels die nog in mijn systeem zaten vermijdend. Het gaat allemaal vanzelf.
Toch bijzonder hoe alles hetzelfde blijft en toch veranderd.
Er staat een druk jaar op het programma. Ik ga proberen het tweede en derde jaar van mijn opleiding in één jaar te doen. Daarbij twee dagen stagelopen op het Bakery Institute in Zaandam en daarnaast nog wat werken bij de lekkerste bakkerij van Amsterdam.
Volgende zomer maar weer eens kijken wat we voor leuks we weer gaan doen…
Bijna een week na thuiskomst voor het eerst maar eens wat boodschappen doen. Daarvoor leefde ik op een brood dat ik gebakken had een dag nadat het rubber piepend op de landingsbaan gekomen was en een stuk kaas dat ik gekregen had als welkomstgeschenk. Kun je prima op leven voor een paar dagen.
Zaterdag was ik bij de kapper was geweest om m'n wilde Afrikaanse haren kwijt te raken, een twintig minuutjes fietsen van huis.
Mijn kapper neemt zijn werk serieus, hij knipt niet alleen, maar luistert ook naar je en vertelt een hoop. Toen ik vertelde dat ik naar Afrika geweest was en dat men daar Swahili sprak kwam hij met een mooi verhaal.
Hij had een keer een vrouw in de stoel zitten die haar kinderen had meegebracht. Nogal vervelende etters. De beschrijving die mijn kapper van die koters gaf zal ik achterwege laten. Hun moeder had ze al een paar keer tot de orde geroepen, maar de kinderen bleven klieren. Ze zaten ondertussen met scharen in de leren bank te prikken.
Nu zei de vrouw, “Gregory, heb je me gehoord, kappe nou, ik spreek toch geen Swahili?!?”
Hij had zich afgevraagd wat Swahili in godesnaam was. Een Oost-Afrikaanse taal dus.
Op de enige warme dag van deze zomer fietste ik langs het Filmwijk strandje waar stoere jongens met scootertjes en meisjes in bikini's sigaretjes stonden te roken. Wat leefden we toch in een prachtig land.
De volgende dag kon ik amper lopen van de spierpijn in m'n benen.
Dat krijg je dus na een maandje lui achterop een boda-boda zitten.
De spierpijn is inmiddels verdwenen, maar ook het besef dat ik nog maar een paar dagen geleden door het drukke verkeer van Kampala sjeesde is al bijna weg.
Ik liep dus in de supermarkt. Bij de fruitafdeling lagen exotische vruchten. Mango’s in een plastic zakje met een stickertje met daarop "eetrijp" en ananassen met een kaartje eraan.
Waar is de tijd dat ik de straat uitliep en een paar honderd shilling afdong op een kwart ananas die de verkoper uit een kruiwagen haalde en met een kapmes dat hij even langs de stoeprand haalde om hem te slijpen in stukken hakte?
Of dat de bediende, als ik het zo noemen mag, ’s avonds thuis kwam met een kip die ze in het voorraadhok smeet waarna hij nog wat kakelde en die de volgende dag op het menu stond?
Het is beangstigend hoe snel het leven hier weer went. Het enige wat me nog herinnerd is dat ik tegen alle gekleurde medelanders "Jambo, Habari?!" wil roepen. Alsof ze dat zouden verstaan.
Ik stapte op m’n motor om vanuit Almere richting Amsterdam te gaan en sloot aan in een verdwaalde zaterdagavond file. In de container stopte de ik de stekker van de koelkast in het stopcontact en maakte ik het bed op.
De volgende ochtend wreef ik de slaap uit m’n ogen, hees me in m’n bakkersbroek en dronk een kop Oegandese thee, met Oegandese suiker. Mijn enige souvenirs.
Ik morrelde wat aan m’n fietsslot, deze was wat roestig geworden. Het schijnt hier niet zulk mooi weer geweest te zijn. Een schop tegen m'n banden leerden dat die nog hard waren.
Daarna hobbelde ik gapend langs de Amstel terwijl de regen tikte op m'n brillenglazen. Alle kuiltjes en drempels die nog in mijn systeem zaten vermijdend. Het gaat allemaal vanzelf.
Toch bijzonder hoe alles hetzelfde blijft en toch veranderd.
Er staat een druk jaar op het programma. Ik ga proberen het tweede en derde jaar van mijn opleiding in één jaar te doen. Daarbij twee dagen stagelopen op het Bakery Institute in Zaandam en daarnaast nog wat werken bij de lekkerste bakkerij van Amsterdam.
Volgende zomer maar weer eens kijken wat we voor leuks we weer gaan doen…