We hebben een week bij de oom en tante van Hiltsje gelogeerd en zo warm ontvangen worden in een vreemd land is het beste wat je kan overkomen.
Na een vlekkeloze maar toch verschrikkelijk lange vlucht van een klein etmaal in een grote aluminium koker met vleugels waarbij we vooruit in de tijd geflitst waren, werden we opgehaald door tante Jane en eerst maar eens van een goed bord fish en chips en een glas bier voorzien. Daarna volgde een lange nacht in een fijn bed.
De oom en tante van Hiltsje zijn hier in de jaren 80 naar toe geëmigreerd en zijn een bloemenkwekerij begonnen. Ze wonen een paar kilometer boven Adelaide die ook wel de sleepy city wordt genoemd. Inmiddels zijn ze gepensioneerd en vullen ze hun dagen met het verzorgen van de vele dieren die ze hebben rondlopen op en rond de voormalige kwekerij. Twee varkens, een paar dozijn schapen die net gelamd hebben, een stuk of wat eenden en kippen en vier koeien. Ze worden gevoed met resten uit de keuken (“Eten de varkens ook avocado pitten Koos? Varkens vreten alles mijn jongen!”) en door de supermarkten gedumpt brood dat bijna op datum is. Naast de dieren zijn ze behoorlijk zelfvoorzienend als het om groente gaat. Alles wil hier dan ook groeien volgens Koos; “de grond hier is zo vruchtbaar, als je een wandelstok in de grond drukt, groeit er het volgende jaar een boom uit.” De olijf-, sinaasappel-, citroen- en amandelbomen die spontaan langs de weg opkomen zijn hier het levende bewijs van.
Als echte kolonisten hebben Koos en Jane hier hun nageslacht verspreid. Ze hebben zoveel kinderen gekregen en die hebben weer zoveel kinderen, dat je het volgens Koos hier niet hebt over een familie, maar over een mob, een bende, gangsters, de maffia. We troffen ze allemaal op de barbie die werd gehouden ter ere van vaderdag. De Nederlandse taal was nog de lingua franca, maar allerhande spreekwoorden waren door de tand des tijd aangetast. Gelukkig kon iedereen begrijpen wat het betekende als iemand zei, dat als je niet smart bent je maar slim moet zijn. Het satirische boekje I Always get my sin had hier in huis geschreven kunnen zijn.
Het geweld van de mob, die zo’n twintig leden telde, was voor ons als stadsduiven behoorlijk overweldigend. Er zou zo een reality show van op tv kunnen komen. The Heemskerks. Met de kleinzoon die op z’n plastic trekker overal doorheen walst, opa Koos die in z’n ute (pickup) zonder deur het erf op rijdt, het potje rugby op de oprijlaan, zoon Niek die door het keukenraam heen de konijnen in de achtertuin aan flarden schiet en de oude en totaal versleten hond Zina die alles meewarig gade slaat vanaf haar kunststof pallet waar ze de hele dag op ligt te meuren; dit was een échte Australische familie.
De eerste week bestond uit het bezoeken van de dichtstbijzijnde shopping mall waar we direct een andere kant van de Lucky Continent zagen; parkeerplaatsen vol met auto’s rondom een sfeerloze betonnen kolos waarin de winkels gevestigd zijn, de stenen vloer glimt, de gecreëerde nepheid straalt overal vanaf. Rheinlands Bakery, waar ze dan zogenaamd Duitse bakwaren verkopen. Aan de plastic tafeltjes en stoeltjes zitten de gepensioneerden koffie te drinken. Even verderop zit de Food Court, waar alle bekende fastfood ketens naast elkaar zitten. In het midden nog meer plastic tafeltjes en stoeltjes, nu bezet door overwegend vadsige mensen die hersenloos hun burgers naar binnen aan het stouwen zijn. Het winkelcentrum verder biedt alle gemak dat je nodig hebt en we kunnen er goed slagen; een paar nieuwe onderbroeken omdat ik deze vergeten bleek. Later kwamen de vergeten onderbroeken ineens tevoorschijn uit het kampeerpannetje toen we water wilden gaan koken. Een telefoonkaart met internet erop, want zonder internet schijnen we niet te kunnen leven. Toen was de dag alweer bijna voorbij. Zondag gingen we naar de Sundaymarket waar naast enorme bloemkolen en wortels ook een hoop tweedehands rommel te koop was. Tante Jane was vastberaden een luxe picknicktas a.k.a. Esky voor ons te vinden en te kopen, waarvan wij het nut niet zo goed inzagen, maar het bleek een uitkomst te zijn op de lange roadtrips met onze mooie blauwe auto die volgen zouden.
De eerste paar duizend kilometers zijn inmiddels probleemloos door onze Subaru Forester afgelegd en we maken goed gebruik van de wagen. Nadat we er de hele dag in hebben gereden, wordt het ding zodanig verbouwd dat we er riant in kunnen liggen slapen. Inclusief gordijntjes en sfeerverlichting. Het apparaat heeft all wheel drive en dat komt goed van pas als we een camping oprijden die alleen toegankelijk is via modderige paadjes waar de boomwortels door de weg omhoog steken. We zetten hem dan in de lage versnelling en ploeteren zonder moeite naar de mooiste stekjes, waar we meestal helemaal alleen staan. De winter is pas net voorbij en ’s avonds is het nog vroeg donker. Onderweg naar Sydney was het vaak nog behoorlijk koud en regende het vaker dan we gehoopt hadden. Niet alleen de kampeerplaatsen, ook de wegen, de stadjes en de cafés zijn nog stil. Alles wijst erop dat het off season is, maar volgens locals is dit wel het mooiste seizoen. In de zinderende zomer is alles zo droog en dor dat er niks groeien wil. Daar is nu nog niets bij voor te stellen gezien de uitbundig bloesemende bomen en lammetjes in de groene heuvels.
We reden over de Great Ocean Road naar Melbourne, door mini regenwoudjes en langs de heuvelige kust. Door slaperige stadjes die over slechts een paar weken veranderen in het walhalla voor surfers en hun lifestyle. In Geelong, een stad vlak bij Melbourne, ontmoeten we een vriendin van Hiltsje. Zij neemt ons de dag erna mee naar een wedstrijd footy (American footbal met ‘Aussie rules’) in Melbourne. We slapen bij een meisje thuis via de organisatie AirBnB, waar mensen een kamer in hun huis verhuren. Melbourne blijkt een geweldige stad te zijn, druk maar een ontspannen sfeer. We bezochten er een museum, een overdekte markt en een bakkerij. Onze hostess beschreef het verschil tussen Melbourne en Sydney als een long term relationship vs. een one night stand, we zouden het gaan meemaken…
Een kleine week later, ik heb er een baan en wonen we er. Het vinden van een huis ging niet zonder slag of stoot, er waren wat obstakels om te overkomen, waarvan de grootste was dat Hiltsje en ik allebei aan een andere kant van de stad gaan werken. Ik in zuidoost, Hiltsje in het verre noorden. Sydney is geen Amsterdam en deze afstand dagelijks overbruggen op de fiets is geen optie. Er wonen hier bijna vijf miljoen mensen en iedereen heeft een grote auto en gebruikt deze voor alles. Dit resulteert in enorme verkeersopstoppingen waardoor een ritje van een kwartier zo maar anderhalf uur in beslag kan gaan nemen. We keken dus naar een huis ergens in het midden van de stad, zodat we de reistijd netjes verdeelden tussen ons beiden.
De suburb Strathfield bleek de beste optie, maar na een paar bezichtigingen begonnen we ons af te vragen of we in Australië waren, of ergens in Azië. Voordat we weggingen keken we de BBC serie van Simon Reeve die hij maakte in en over Australië (zeker een aanrader om te kijken) en hij besloot zijn documentaire met de woorden “Australia is a vast (enorm) and booming country, with most of it’s people living in the major city’s along the coasts and it’s full of Asians.”
Deze woorden waren niet gelogen. We stonden een tijdje op een parkeerplek in Strathfield en telden een kwartier lang de westerlingen die langskwamen rijden in de constante stroom auto’s, het waren er vijf. We vonden een prachtig appartement in Strathfield, maar besloten al snel dat dit niet het Sydney was wat we in onze gedachten hadden; straten zonder groen, slechts uitzicht op 5-verdiepingen tellende parkeergarages en uithangborden voor Chinese eettentjes. We vinden Chinees eten heerlijk, maar met stokjes eten is nog steeds niet onze specialiteit… Zodoende verschoven we onze zoektocht naar de noordzijde van de stad. Met de auto reden we voor het eerst over de Sydney Harbour Bridge en ik zei ‘kijk links, het Opera House!’ Nu pas drong het door dat we in Sydney waren en kreeg de stad ineens een gezicht. We vonden er een mooie studio met voor de deur een parkje met groen gras en prachtig uitzicht over de stad, waar mensen op deze zaterdagochtend aan het sporten waren en de hond uitlieten, en het kostte ons weinig tijd om de beslissing te maken dat we hier graag zouden willen wonen…
De tweede week van oktober trekken we erin. Tot die tijd leven we als stadsnomaden en slapen we op campings, in de auto (die sinds vannacht door toedoen van randdebielen zijn eerste deuk heeft opgelopen), bij mensen thuis of in lousy hostels. Het bevalt ons wel, want we krijgen op deze manier een goede indruk van de stad, en die indruk is goed; aardige mensen, fijne sfeer, lekker eten op elke hoek van de straat, de hele dag zon en temperaturen die schommelen rond de 25 graden…