Reeds zes weken zijn we alweer in Nieuw Zeeland. De eerste paar weken zijn we vooral bezig geweest met het legaal op de weg krijgen van mijn motor en het organiseren van onze spullen. Maar nu zijn we dan eindelijk begonnen aan onze tiki-tour door de wopwop. Inmiddels zijn we al toe aan onze eerste pauze, na twee weken onafgebroken reizen, en dus tijd voor een verhaaltje.
Wie ons vorige verslag heeft gelezen, weet dat het enige dat ons tegenhield om op pad te gaan de registratie van mijn motor was. Mijn motor was destijds tijdelijk ingevoerd, maar deze tijdelijke invoer vergunning was verlopen en nu moest mijn motor een soort bizarre APK keuring ondergaan die meer zou kosten dan de motor waard is. Bureaucratisch geneuzel dus. Maar onze gastheer en huismonteur Roy had dit al zien aankomen en had hier reeds een oplossing voor bedacht. Een vriend van hem (Kevin Botman, zoon van Nederlandse immigranten) had nog ergens een oude half gedemonteerde Moto Guzzi staan die nooit meer zal rijden. We zouden zijn nummerbord gewoon op mijn motor schroeven en dan zouden de problemen opgelost zijn. Maar hoewel hij eerst instemde met het plan, krabbelde hij toen het puntje bij paaltje kwam terug. Mocht er iets gebeuren, stond de motor nog steeds op zijn naam, en alle snelheidsovertredingen die ik zou begaan zouden ook op zijn deurmat vallen. Daarvoor had Roy ook weer een oplossing bedacht. We zouden zijn motor ‘kopen’, wat inhield dat we de motor overschreven op mijn naam, zodat alle verantwoordelijkheid bij mij lag. Officieel heb ik nu vijf Moto Guzzi’s op mijn naam staan, en ik verdien zo onderhand een standbeeld in Mandello del Lario, de geboorteplaats van Moto Guzzi motoren.
Dit kostte allemaal veel tijd. De nummerplaten moesten vanuit Christchurch (CHCH) komen en we moesten een framenummer in een aluminium plaat stansen om het zo echt mogelijk te laten lijken. Roy is niet alleen een hele goede monteur, maar ook nog eens een meestervervalser. Mijn motor zou dus nu onder een andere naam gaan rijden, nog steeds een Moto Guzzi, maar een compleet ander model. Dit was geen probleem volgens Roy, er rijden er zo weinig rond, de mensen van de APK keuring hebben geen idee waar ze naar kijken. Ik trok desondanks mijn schapenvachtje over het zadel waar met grote letters de modelnaam NTX650 op staat en we rolden met kloppend hart op een zonnige zaterdagmorgen naar het APK station. Het was er rustig. Ik wandelde het kantoor binnen, en terwijl de keurmeester mijn motor bekeek maakte ik het papierwerk in orde, op het formulier vulde ik in: Make: Moto Guzzi, Model: Nevada 750 en het framenummer. Het ging door de computer en er gingen nergens rode lichtjes branden. Ik betaalde de wegenbelasting en de keuring. Liep naar de keurmeester. Hij zei: je remlicht doet het niet. Hij tikte met een sleutel tegen de schakelaar, ik kneep eens goed in de rem, en het lampje ging branden. De keurmeester was tevreden en eindelijk kon ik legaal rondrijden. Ik was blij. Bedankt Kevin.
Een dag later gingen we weg. We hadden inmiddels genoeg tijd gehad om te bedenken waar we heen zouden gaan maar een echte planning hadden we niet. De eerste dag reden we honderd kilometer naar Kaikoura. Het was wennen, zeker ook voor Hiltsje, die na het behalen van haar rijbewijs slechts enkele kilometers had gereden. Waar waren we in godsnaam aan begonnen? In de herfst op de motor gaan reizen en kamperen in een tentje?! Door het gedoe met mijn motor hadden we echter nog een dag een cursus ‘bochten rijden en remmen” gedaan op een circuit en dat maakte Hiltsje zekerder in haar kunnen, maar de nieuwe Valentino Rossi was ze nog niet.
In Kaikoura “Whale wach capital of the world”, beklommen we op een stralende dag Mt. Fyffe en deden we een tour om potvissen te zien, wat erg cool maar ook erg overpriced was in onze ogen. We leerden veel over potvissen; ze maken het hardste geluid van alle dieren op aarde, en kunnen met die geluidsgolven een haai vanbinnen compleet verbrijzelen en hem dan opslokken. We zagen drie potvissen, een hoop dolfijnen en baby zeehondjes.
Na een inspannende dag beloofden we onszelf een biertje dat ik bij de supermarkt haalde. Toen we bij de kassa stonden zei de kassajongen: dit is alcoholvrij bier (wat ik niet had gezien), maar ik moet toch echt even je paspoort zien om te checken of je de wettelijke 18 jaren wel gepasseerd bent. Zes jaar terug had ik ook al veel problemen met het kopen van alcohol hier, maar dit sloeg werkelijk alles. Mijn eerste grijze haren zijn een feit, maar een alcoholvrij biertje kopen blijkt nog niet in mijn bereik.
Op de camping waaide het de eerste avond zo hard dat Hiltsjes motor omviel zodra ze hem op de standaard zette, en de pan met eten letterlijk van het vuur waaide. ’s Nachts werden we bijna uit onze tent geblazen, de wind schreeuwde en trok aan ons millimeter-dikke tentdoek, maar de haringen deden hun werk. Windsnelheden tot 180km/h werden die nacht gehaald, zo hoorde we de volgende dag van een boer in de vallei. Omgevallen bomen over de weg waren het bewijs. Dit beloofde wat voor de rest van de trip.
Na Kaikoura begon de Beemer start-kuren te vertonen, Hiltsje had moeite met starten en dus besloten we via CHCH naar onze eindbestemming Akaroa op het schiereiland ten oosten te rijden. In het drukke stadsverkeer sloeg de motor tweemaal voor het stoplicht af, wat tot penibele situaties voor Hiltsje leidde, en ik snel van mijn motor af moest springen om haar weer te helpen starten. Bij de battery masta bleek al snel dat de accu op sterven na dood was. De masta heeft hem vervangen en sindsdien start hij vlekkeloos. Tevens was mij op de vorige camping opgevallen dat de voorband van de BMW in de verkeerde richting erop zat, slordige fout van de monteur, en gevaarlijk in de regen. We stopten bij een motorzaak. Ik legde mijn helm op mijn zadel – na Hiltsje zeker 50 keer verteld te hebben dat je dit nooit moet doen omdat hij er makkelijk vanaf kon vallen – en toen ik tien minuten later terug kwam lag hij op de grond, met gebroken vizier. Europees merk, niet te koop op het zuidelijk halfrond. De winkeljuffrouw raadde aan het via moeders in NL te bestellen en op te laten sturen: sneller en goedkoper. Dus met gesloten vizier (zodat hij er niet uitschoot) vervolgden we de windy roads naar Akaroa.
De Fransen zetten hier voor het eerst voet aan wal en waren van plan Nieuw Zeeland een Franse kolonie te maken, ze voeren terug naar Frankrijk om meer mensen te halen zodat ze daadwerkelijk een nederzetting konden starten, maar toen ze terug kwamen met versterking hadden de Engelsen al een verdrag getekend met de lokale Maõri en konden de Fransen op hun neus kijken. Ze lieten zich echter niet uit het veld slaan en bouwden stoïcijns een dorpje en gaven de straten Franse namen. We dachten, een Frans dorp, une baguette! Eindelijk fatsoenlijk brood! Maar er restte ons een teleurstelling, het brood was zowaar slechter dan dat we toch nog toe gehad hadden.
Akaroa bood wel een aantal prachtige wandelingen met verregaande uitzichten en een baai vol met groene mosselen die we van de rotsen trokken en voor avondeten kookten en een omgeving zo mooi dat het Nieuw Zeelands en Australisch populairste buitensport merk Kathmandu hier zijn fotoshoot gepland had terwijl wij daar waren.
Onze volgende stop was wederom Christchurch, niet onze favoriete stad, maar de motorbanden waarvan we dachten dat ze nog wel een paar rondjes mee zouden gaan, begonnen sporen van zware belasting te laten zien en waren nu toch ineens nodig aan vervanging toe. Daarbij kwam dat we erachter waren gekomen dat we teveel rommel mee zeulden. Veel van onze kostbare tijd tijdens de korte herfstige dagen gingen op aan het inpakken van onze spullen. We slepen zelfs een extra tentje mee om ’s avonds onze motorkleding in te leggen! Alles paste op de motor, maar het was elke ochtend weer een hels karwei om alles netjes gepakt te krijgen, en als we boodschappen deden, moesten we deze in de rugtas doen tot we genoeg gegeten hadden en het weer op de motor paste. Terwijl de motor nieuwe banden kreeg, gingen we voor de zoveelste keer kritisch door onze spullen; hebben we dit echt nodig? Hebben we dit al gebruikt? We hadden ons voorgenomen elke ochtend te gaan hardlopen om een beetje fit te blijven, maar hadden dit tot op heden niet gedaan. Bijna dagelijks stond er wel een mooie wandeling gepland dus dat was dan een mooi excuus om niet te gaan rennen. Lompe hardloop schoenen gingen dus op de stapel om achter te laten. We konden onze spullen bij Kevin Botman achterlaten - waar we ook tegelijk mijn gebroken vizier fiksten - en brachten het totaal van onze troep daarmee tot bijna een derde terug! Travel light!
Een stuk lichter, sneller en minder benzine slurpend vervolgden we onze weg naar Mt. Somers. Daar stond een tweedaagse wandeling op het programma, met slapen in een berg- (of eigenlijk vallei) hut.
Niet zelden na het beklimmen van een hoge berg vinden we bovenaan een stel Kiwi’s middelbare leeftijd die zitten te genieten van het uitzicht en een brew (kan alles zijn voor lunch). Zo ook dit keer.
Het is niet moeilijk de Australische of Nieuw Zeelandse hiker te herkennen, ze dragen namelijk unaniem gaiters, altijd, overal. Puffend klaagde ik tegen ze dat dit volgens de folder “easy tramping” zou zijn (tramping betekent in het Nederlands landlopen).
Lachend zeiden ze; yeah mate, this is propper Kiwi-tramping!
De wandeling was prachtig, maar het regende die nacht hard en de lieflijke stroompjes die we de volgende morgen moesten oversteken waren aangezwollen tot heuse riviertjes. We leerden dat zogenaamde gaiters (beenkappen) hierbij een handig hulpmiddel zijn.
We hadden ze al tijden geleden gekocht, maar ik vond het belachelijke dingen en weigerde ze in het mantra van travel light mee te slepen. Hiltsje was wel zo slim om ze mee te nemen en dus droegen we er die dag beide aan één been één. Het lange gras was hing vol met dikke druppels en de aangezwollen rivieren die we doorwaadden waren een goede test. De gaiters bleken geniaal, er sijpelde geen water vanaf de bovenkant de schoenen binnen. Hoewel we uiteindelijk toch natte voeten kregen, maar dat kwam omdat het zo geprezen gore-tex membraan van onze schoenen water begon door te laten. Waterdichte kleding bestaat niet ontdekten we die dag.
Maar vanaf nu zullen we de gaiters meeslepen. Tegen slangen die naar je enkels bijten, tegen lang nat gras, tegen verse sneeuw, tegen snijdende wind die je broek inwaait tijdens het motorrijden, én tegen water in je schoenen voor als je door een rivier moet waden dus. Propper Kiwi tramping. Yeah mate!
Wie ons vorige verslag heeft gelezen, weet dat het enige dat ons tegenhield om op pad te gaan de registratie van mijn motor was. Mijn motor was destijds tijdelijk ingevoerd, maar deze tijdelijke invoer vergunning was verlopen en nu moest mijn motor een soort bizarre APK keuring ondergaan die meer zou kosten dan de motor waard is. Bureaucratisch geneuzel dus. Maar onze gastheer en huismonteur Roy had dit al zien aankomen en had hier reeds een oplossing voor bedacht. Een vriend van hem (Kevin Botman, zoon van Nederlandse immigranten) had nog ergens een oude half gedemonteerde Moto Guzzi staan die nooit meer zal rijden. We zouden zijn nummerbord gewoon op mijn motor schroeven en dan zouden de problemen opgelost zijn. Maar hoewel hij eerst instemde met het plan, krabbelde hij toen het puntje bij paaltje kwam terug. Mocht er iets gebeuren, stond de motor nog steeds op zijn naam, en alle snelheidsovertredingen die ik zou begaan zouden ook op zijn deurmat vallen. Daarvoor had Roy ook weer een oplossing bedacht. We zouden zijn motor ‘kopen’, wat inhield dat we de motor overschreven op mijn naam, zodat alle verantwoordelijkheid bij mij lag. Officieel heb ik nu vijf Moto Guzzi’s op mijn naam staan, en ik verdien zo onderhand een standbeeld in Mandello del Lario, de geboorteplaats van Moto Guzzi motoren.
Dit kostte allemaal veel tijd. De nummerplaten moesten vanuit Christchurch (CHCH) komen en we moesten een framenummer in een aluminium plaat stansen om het zo echt mogelijk te laten lijken. Roy is niet alleen een hele goede monteur, maar ook nog eens een meestervervalser. Mijn motor zou dus nu onder een andere naam gaan rijden, nog steeds een Moto Guzzi, maar een compleet ander model. Dit was geen probleem volgens Roy, er rijden er zo weinig rond, de mensen van de APK keuring hebben geen idee waar ze naar kijken. Ik trok desondanks mijn schapenvachtje over het zadel waar met grote letters de modelnaam NTX650 op staat en we rolden met kloppend hart op een zonnige zaterdagmorgen naar het APK station. Het was er rustig. Ik wandelde het kantoor binnen, en terwijl de keurmeester mijn motor bekeek maakte ik het papierwerk in orde, op het formulier vulde ik in: Make: Moto Guzzi, Model: Nevada 750 en het framenummer. Het ging door de computer en er gingen nergens rode lichtjes branden. Ik betaalde de wegenbelasting en de keuring. Liep naar de keurmeester. Hij zei: je remlicht doet het niet. Hij tikte met een sleutel tegen de schakelaar, ik kneep eens goed in de rem, en het lampje ging branden. De keurmeester was tevreden en eindelijk kon ik legaal rondrijden. Ik was blij. Bedankt Kevin.
Een dag later gingen we weg. We hadden inmiddels genoeg tijd gehad om te bedenken waar we heen zouden gaan maar een echte planning hadden we niet. De eerste dag reden we honderd kilometer naar Kaikoura. Het was wennen, zeker ook voor Hiltsje, die na het behalen van haar rijbewijs slechts enkele kilometers had gereden. Waar waren we in godsnaam aan begonnen? In de herfst op de motor gaan reizen en kamperen in een tentje?! Door het gedoe met mijn motor hadden we echter nog een dag een cursus ‘bochten rijden en remmen” gedaan op een circuit en dat maakte Hiltsje zekerder in haar kunnen, maar de nieuwe Valentino Rossi was ze nog niet.
In Kaikoura “Whale wach capital of the world”, beklommen we op een stralende dag Mt. Fyffe en deden we een tour om potvissen te zien, wat erg cool maar ook erg overpriced was in onze ogen. We leerden veel over potvissen; ze maken het hardste geluid van alle dieren op aarde, en kunnen met die geluidsgolven een haai vanbinnen compleet verbrijzelen en hem dan opslokken. We zagen drie potvissen, een hoop dolfijnen en baby zeehondjes.
Na een inspannende dag beloofden we onszelf een biertje dat ik bij de supermarkt haalde. Toen we bij de kassa stonden zei de kassajongen: dit is alcoholvrij bier (wat ik niet had gezien), maar ik moet toch echt even je paspoort zien om te checken of je de wettelijke 18 jaren wel gepasseerd bent. Zes jaar terug had ik ook al veel problemen met het kopen van alcohol hier, maar dit sloeg werkelijk alles. Mijn eerste grijze haren zijn een feit, maar een alcoholvrij biertje kopen blijkt nog niet in mijn bereik.
Op de camping waaide het de eerste avond zo hard dat Hiltsjes motor omviel zodra ze hem op de standaard zette, en de pan met eten letterlijk van het vuur waaide. ’s Nachts werden we bijna uit onze tent geblazen, de wind schreeuwde en trok aan ons millimeter-dikke tentdoek, maar de haringen deden hun werk. Windsnelheden tot 180km/h werden die nacht gehaald, zo hoorde we de volgende dag van een boer in de vallei. Omgevallen bomen over de weg waren het bewijs. Dit beloofde wat voor de rest van de trip.
Na Kaikoura begon de Beemer start-kuren te vertonen, Hiltsje had moeite met starten en dus besloten we via CHCH naar onze eindbestemming Akaroa op het schiereiland ten oosten te rijden. In het drukke stadsverkeer sloeg de motor tweemaal voor het stoplicht af, wat tot penibele situaties voor Hiltsje leidde, en ik snel van mijn motor af moest springen om haar weer te helpen starten. Bij de battery masta bleek al snel dat de accu op sterven na dood was. De masta heeft hem vervangen en sindsdien start hij vlekkeloos. Tevens was mij op de vorige camping opgevallen dat de voorband van de BMW in de verkeerde richting erop zat, slordige fout van de monteur, en gevaarlijk in de regen. We stopten bij een motorzaak. Ik legde mijn helm op mijn zadel – na Hiltsje zeker 50 keer verteld te hebben dat je dit nooit moet doen omdat hij er makkelijk vanaf kon vallen – en toen ik tien minuten later terug kwam lag hij op de grond, met gebroken vizier. Europees merk, niet te koop op het zuidelijk halfrond. De winkeljuffrouw raadde aan het via moeders in NL te bestellen en op te laten sturen: sneller en goedkoper. Dus met gesloten vizier (zodat hij er niet uitschoot) vervolgden we de windy roads naar Akaroa.
De Fransen zetten hier voor het eerst voet aan wal en waren van plan Nieuw Zeeland een Franse kolonie te maken, ze voeren terug naar Frankrijk om meer mensen te halen zodat ze daadwerkelijk een nederzetting konden starten, maar toen ze terug kwamen met versterking hadden de Engelsen al een verdrag getekend met de lokale Maõri en konden de Fransen op hun neus kijken. Ze lieten zich echter niet uit het veld slaan en bouwden stoïcijns een dorpje en gaven de straten Franse namen. We dachten, een Frans dorp, une baguette! Eindelijk fatsoenlijk brood! Maar er restte ons een teleurstelling, het brood was zowaar slechter dan dat we toch nog toe gehad hadden.
Akaroa bood wel een aantal prachtige wandelingen met verregaande uitzichten en een baai vol met groene mosselen die we van de rotsen trokken en voor avondeten kookten en een omgeving zo mooi dat het Nieuw Zeelands en Australisch populairste buitensport merk Kathmandu hier zijn fotoshoot gepland had terwijl wij daar waren.
Onze volgende stop was wederom Christchurch, niet onze favoriete stad, maar de motorbanden waarvan we dachten dat ze nog wel een paar rondjes mee zouden gaan, begonnen sporen van zware belasting te laten zien en waren nu toch ineens nodig aan vervanging toe. Daarbij kwam dat we erachter waren gekomen dat we teveel rommel mee zeulden. Veel van onze kostbare tijd tijdens de korte herfstige dagen gingen op aan het inpakken van onze spullen. We slepen zelfs een extra tentje mee om ’s avonds onze motorkleding in te leggen! Alles paste op de motor, maar het was elke ochtend weer een hels karwei om alles netjes gepakt te krijgen, en als we boodschappen deden, moesten we deze in de rugtas doen tot we genoeg gegeten hadden en het weer op de motor paste. Terwijl de motor nieuwe banden kreeg, gingen we voor de zoveelste keer kritisch door onze spullen; hebben we dit echt nodig? Hebben we dit al gebruikt? We hadden ons voorgenomen elke ochtend te gaan hardlopen om een beetje fit te blijven, maar hadden dit tot op heden niet gedaan. Bijna dagelijks stond er wel een mooie wandeling gepland dus dat was dan een mooi excuus om niet te gaan rennen. Lompe hardloop schoenen gingen dus op de stapel om achter te laten. We konden onze spullen bij Kevin Botman achterlaten - waar we ook tegelijk mijn gebroken vizier fiksten - en brachten het totaal van onze troep daarmee tot bijna een derde terug! Travel light!
Een stuk lichter, sneller en minder benzine slurpend vervolgden we onze weg naar Mt. Somers. Daar stond een tweedaagse wandeling op het programma, met slapen in een berg- (of eigenlijk vallei) hut.
Niet zelden na het beklimmen van een hoge berg vinden we bovenaan een stel Kiwi’s middelbare leeftijd die zitten te genieten van het uitzicht en een brew (kan alles zijn voor lunch). Zo ook dit keer.
Het is niet moeilijk de Australische of Nieuw Zeelandse hiker te herkennen, ze dragen namelijk unaniem gaiters, altijd, overal. Puffend klaagde ik tegen ze dat dit volgens de folder “easy tramping” zou zijn (tramping betekent in het Nederlands landlopen).
Lachend zeiden ze; yeah mate, this is propper Kiwi-tramping!
De wandeling was prachtig, maar het regende die nacht hard en de lieflijke stroompjes die we de volgende morgen moesten oversteken waren aangezwollen tot heuse riviertjes. We leerden dat zogenaamde gaiters (beenkappen) hierbij een handig hulpmiddel zijn.
We hadden ze al tijden geleden gekocht, maar ik vond het belachelijke dingen en weigerde ze in het mantra van travel light mee te slepen. Hiltsje was wel zo slim om ze mee te nemen en dus droegen we er die dag beide aan één been één. Het lange gras was hing vol met dikke druppels en de aangezwollen rivieren die we doorwaadden waren een goede test. De gaiters bleken geniaal, er sijpelde geen water vanaf de bovenkant de schoenen binnen. Hoewel we uiteindelijk toch natte voeten kregen, maar dat kwam omdat het zo geprezen gore-tex membraan van onze schoenen water begon door te laten. Waterdichte kleding bestaat niet ontdekten we die dag.
Maar vanaf nu zullen we de gaiters meeslepen. Tegen slangen die naar je enkels bijten, tegen lang nat gras, tegen verse sneeuw, tegen snijdende wind die je broek inwaait tijdens het motorrijden, én tegen water in je schoenen voor als je door een rivier moet waden dus. Propper Kiwi tramping. Yeah mate!