Vanaf december 2009 tot april 2010 ben ik in Zwitserland geweest. Ik heb daar gewerkt in een bakkerij in een wintersport oord. Hieronder vindt je mijn beslommeringen.
End of Season Party
Als Pasen laat valt, dan is op de dinsdag na tweede Paasdag van de een op de andere dag alles voorbij. Hotels sluiten, de liftjes stoppen met draaien, alle seizoensarbeiders gaan naar huis en je kunt er een kogel door de Hauptstrasse afschieten. Maar Pasen viel dit jaar vroeg, dus het vreemde gevoel dat ineens alles over is, is dit jaar niet zo sterk, maar toen er op Paasochtend een groepje nachtbrakers hun ontbijt kwamen halen in de morgenstond en zij balorig flyers van een End of SeasonParty in de plaatselijke aprés-ski bar de bakkerij in wierpen kwam het bij mij binnen. Ja, het is voorbij. Vier maanden kou, sneeuw, meel, brood en nachturen. Wandelen, skiën, slapen, schrijven. Nog een weekje of wat en ik zat weer thuis in Almere.
Maar zover was het nog niet. Tweede paasdag werd ik uitgenodigd door de chef om te komen eten met hem en zijn vrouw en dochter in het Palace Hotel. Als je een willekeurige foto van St. Moritz ziet, dan staat daar vrijwel zeker het Palace hotel op. Het is het op een na grootste hotel van het gebied en bestaat sinds 1856. Sinds het begin wordt dit vijf sterren paleis door de familie Badrutt gefürht. Onlangs is het dan ook omgedoopt tot Badrutt’s Palace, maar deze naam wil nog niet zo aanslaan. Volgens de legende was het meneer Badrutt die zijn zomergasten uit Engeland met een weddenschap in de winter liet terugkomen, en het ‘wintersporten’ was geboren. Wij leveren als beste bakkerij van het dal uiteraard brood aan dit hotel en normaal kwam ik altijd alleen in de kelder. De wereld onder de vloer, was misschien wel groter als die erboven. Er hing een personeelslijst in de centrale gang die honderden namen bevatte. In de keuken waar ik doorheen moest lopen werden tientallen kilo’s pasta in een soort badkuip gekookt en er lagen complete koeien op de grill.
Nu was ik in de balzaal waar een ander soort End of Season Party gaande was waar ik die ochtend nog een mega-brood voor had gebakken. Ik voelde mij er in mijn spijkerbroek en lompe wandelschoenen niet echt thuis tussen de liters botox en kaviaar. Het was een buffet met verschillende tafels en al deze tafels waren gesponsord door verschillende bedrijven uit het dorp. De Schweizer Skischule, Rolex, Armani én Baeckerei Bad dus. Elk bedrijf krijgt hiervoor een aantal kaartjes en zodoende zat ik dus hier, genietend van ongetwijfeld het mooiste uitzicht van het dorp, met de derde generatie Badrutt een biertje te drinken. “Zo dan ouwe, mooi hotel man!” Riep ik hem toe. De man is al achter in de tachtig en omdat zijn zoon hem niet wil opvolgen heeft hij als hij komt te overlijden het hotel geschonken aan de huidige directeur. Aan iemand die er lol in heeft. Ik weet de precieze waarde niet meer, maar het waren aardig wat handen vol met Zwitserse Franken, ga daar maar vanuit. De zaal deed mij denken aan die van de Titanic (ja ik heb heel veel herinneringen aan de Titanic?) en 007 lag zojuist nog in de Köningsuite in het torentje met the badgirl, maar werd nu op zijn ski’s achtervolgd door mannen op sneeuwscooters en AKA47’s. Ja ik heb een levendige fantasie.
Soms wilde ik dat mijn fantasie wat kleiner was en mijn babbel wat groter want ik kon niet echt iets bedenken om over te praten met de chef en z’n vrouw. Z’n vrouw is aardig, maar ik zou haar maar een beetje Zwitsers noemen geloof ik. Ik denk wel eens, het is maar goed dat die Zwitsers een beetje mixen met andere volken zoals die Italianen zodat er nog wat peper en olijfolie het land invloeit anders zou het echt het saaiste volk zijn op deze aardkloot. Na de salade, stinkende kaas, biefstuk en zoveel desserts dat ik niet kon kiezen was het wat later geworden. En ik begon mij al op m’n gemak te voelen, bestelde nog een biertje. De chef (grappig dat zijn vrouw hem ook zo noemt ) kondigde echter aan dat zij er al vandoor gingen. Zoals elke avond in het jaar moesten erfaxen in de computer worden ingevoerd en recepten worden uitgerekend. “Godverdomme, blijf eens zitten en bezat je eens!” Wilde ik schreeuwen. Dat gewerk van jou altijd, ik word er doodziek van! Werkelijk, ik heb nog nooit iemand meegemaakt die meer uren maakt als hij, en het verdraaide is dat hij ook nog eens altijd met een glimlach op in de bakkerij loopt.
De roodharige uit de winkel met haar vriendje kwam ons aflossen. Zij mocht ook komen want zij had het afgelopen jaar erg goed gewerkt. Toen begreep ik pas echt waarom ik hier zat, en waarom ik het liever niet tegen anderen zeggen moest. Ik mocht blijven zitten als ik dat wilde, graag. Ik ging naar het toilet, liep door de gangen met grotere schilderijen waaronder een van de Zwitserse Vrolijke drinker, bestelde nog een biertje en deed nog een rondje ijs mee met het winkelmeisje en haar vriend. Toen ik naar buiten liep zakte de zon die deze dagen een veel hogere en grotere boog maakt net achter de berg weg en was de straat leeg van elk leven.
De volgende dag reed ik weer in de gele bakkersbus de kelder van het hotel in met slecht één kratje bolletjes in het laadruim. De keukenblokken waren ingepakt in rekfolie, de deur van de bloemiste was gesloten, er hing een doodse stilte in de gang die normaal bruiste van werklust. Alleen de timmerman was er nog, ijverig stoelen aan het repareren. “Bitte, ihre Frühstück” zei ik hem, “Danke schön” zei hij, en met de slag van zijn hamer was dit verhaaltje uit.
Draaideurcrimineeltjes
De kans dat het sneeuwde tijdens het nuttigen van het Laatste Avondmaal is vrij klein, maar hier in Sankt Moritz kreeg de Witte Donderdag een extra betekenis. Van de regen in de drup, van de regen in de vlok, is hier de regel. Warme lucht stijgt naar boven, maar elke meter dat je hier hoger gaat wordt het beduidend kouder. Zo kan het in het dorp regenen maar op de berg sneeuwen. En op de naaldbomen die tegen de berg groeien kun je precies zien waar de nul graden grens ligt. Daarboven zijn de toppen wit, eronder donkergroen. Als de coupe soleil van Geert.
Ik heb in de bakkerij Duivekaters gemaakt. Een brood dat we in Nederland met Pasen eten. Althans vooral in het bovenste gedeelte van ‘t land. Het is een zoet brood en de vorm heeft iets weg van een bot. De volledige betekenis van het brood is mij niet helemaal duidelijk, maar het is iets verbasterd uit het Zweeds en heeft met offeren te maken. De laatste keer dat ik Duivekaters maakte was in Nieuw Zeeland, twee stuks. Dat was inmiddels alweer meer dan twee jaar terug, dus ik moest weer even denken hoe het ook weer moest. Ik kreeg een recept van een oud collega en ging aan de slag. Ik was wat uitgeschoten met de kaneel, had de broden iets te vroeg geschoten (bakkerslatijn voor in de oven stoppen) en ik vond ze na het bakken wat te donker. De vader van de chef kwam op de geur af. “Wat is dat?” Vroeg hij. “Eine Niederlandische spezialiteit.” Ik vertelde hem het bovenstaande en toen gaf hij raad als wijze oude man; “Dat moet helemaal niet vertellen, weten wij veel!” Dus ik was niet helemaal tevreden maar ‘s avonds belde de chef me op dat hij ze sehr gut vond en dat we er nog meer gaan maken. Dus vanaf nu zijn uw Duivekaters ook in Zwitserland te koop, behalve op Goede Vrijdag want dan is alles dicht, zelfs de straten werden niet geveegd. Alleen de drogisterij/apotheek was open, maar die is dan ook echt altijd open, sluit zelfs niet tussen de middag zoals alle andere winkels, en ik weet niet waarom, wat kan er zo belangrijk zijn aan die kwakzalver, want in mijn vier maanden ben ik er nog nooit naar binnen geweest.
Sinds de jaar wissel is steeds beloofd dat het rustiger wordt in de bakkerij, en er zijn wat rustige periodes geweest, maar nu is het toch weer druk. Mensen hebben natuurlijk vrij in verband met Pasen en omdat er nog genoeg sneeuw ligt blijven de mensen komen. Ik tel de dagen echter af en maak mij niet meer zo druk. Een gevoel waarvan ik graag zou willen dat ik het eerder gevonden had, maar dat is een beetje de aard van dit beestje. Eigenlijk ben ik veel te goed voor mijn baas, want fit op het werk, moe op de pistes.
Ik zag de afgelopen week nog nooit zoveel mensen met krukken door het dorp lopen, en onze grootste afnemer van broodjes is op het moment Klinik Gut. Een kliniek gespecialiseerd in botbreuken, die een iets wat cynisch reclame campagne voert: Wetter Schön, Tempo Hoch, Klinik Gut. De een z’n fractuur is de ander z’n huur.Dit heeft alles te maken met dat de sneeuw door de temperatuur en regen niet meer van zulke goede kwaliteit is. De Eskimo’s hebben er vast een woord voor, maar ik noem het gewoon scheisse. Onlangs ging ik weer eens skiën en kwam ik een collega uit de winkel tegen. We besloten samen wat te skiën en ik was blij dat ondanks dat zij een Zwitserse was ook moeite had met de sneeuw.Het is als fietsen tegen de wind in. Ik kreeg er zelfs spierpijn van. Je kunt de staat van de pistes vergelijken met de vacht van een hond, als de omstandigheden goed zijn is het als een kortharige labrador uit een wc rollen reclame, en nu ziet het er ongeveer uit als dat van Samson. Als hij met Gert in bad is geweest. Een soort mijnenveld. Het strand van Duinkerke na de slag. Het blijkt maar dat als je het skiën niet vanaf je derde jaar bijgebracht wordt met de discipline van een Russische turncoach dat je er nooit echt goed in zult worden. Maar daar gaat het natuurlijk ook niet om!
Voor alle mensen die na aanleiding van eerdere verhaaltjes denken dat ik hier soms suïcidale waanideeën heb kan ik gerust stellen dat het allemaal reuze mee valt –ik spring wel maar niet hoger dan van de baby schans. Maar soms weet ik het gewoon allemaal niet meer zo goed, en dat komt er dan uit via de pen. Zeker ik ga meer op en neer als vroeger, mijn stemming heeft wel iets weg van het landschap waarin ik mij bevind, en dat ziet er nu eenmaal compleet anders uit dan die delta waarin wij geboren zijn.
Ik had in de brugklas al meisjes die manisch depressief waren. En ik was van mening dat mij zou zoiets nooit zou overkomen. Doch zit ik de laatste tijd wel eens in een neerwaartse spiraal. Deze spiraal is echter nooit langer dan die van dat ene spel uit Telekids waarin ze met een oog aan een stok van de ene naar de andere kant moeten zonder de spiraal te raken omdat er anders een zoemer gaat. In de bakkerij bakken we koekjes die spitzbuben heten. Als je dat vertaald zijn dat spitsboeven, een beetje een oud woord voor een rekel. Of is dat al net zo’n oud woord? Kwajongen? Maar ook die bestaan niet meer. Tegenwoordig heten die kinderen geloof ik draaideurcriminelen. Dan zet ik met veel te dure Italiaanse koffie een torpedistenbakkie in m’n mokkapotje en neem daar zo’n koek bij. Deze ronde koekjes zijn een soort gezichtjes uit de tijd dat de draaideurcrimineeltjes nog lachten en niet met een bivakmuts opliepen. Een soort smiley dus. En ik kan van zo een dom koekje al gelukkig worden, tegelijkertijd kan ik mij ook voorstellen dat mensen dat niet worden. Dat die denken, wat lach jij nou domme koek. Maar de koek weet, ik word binnen nu en een dag opgegeten, ik kan maar beter vrolijk zijn, voor het te laat is. En dat is een wijze les van een domme koek.
Himmelwarts
Met de hogere temperaturen komt ook de regen. Voor het eerst sinds ik hier was regende het maar‘s avonds werden de dikke natte druppels toch zo koud dat ze veranderden in grote zeskantige sneeuwkristallen die vrolijk naar beneden dwarrelden. Koning winter slaakte zijn laatste adem. De hele avond sneeuwde het en de volgende dag lag er een aanzienlijke nieuwe laag witgoed. Waren alle straten net schoon, waren er plantenbakken met lentebloemetjes daarin neergezet, konden de sneeuwschuivers die al in het groot onderhoud stonden weer uit de garage gehaald worden om de straten te vegen. De jongens die ik onlangs in hun korte broek een balletje zag trappen renden gauw naar binnen.
Tijdens het hoogtepunt van de sneeuwval had ik avonddienst en zodoende reed ik in de gele bus van dorp naar dorp. Als ik de wagen parkeerde en uitstapte om broodjes af te leveren, lag er als ik terugkwam een laag sneeuw op de voorruit waar de ruitenwissers moeite mee hadden. De ramen besloegen, ik kon de stoep en de weg niet meer van elkaar onderscheiden, zoals het leven er ook op sommige momenten uit kan zien. Maar Toto’s Africa speelde op de radio en ik zag m’n vader door de huiskamer lopen. Ik zag geen hand voor ogen maar reed gewoon door. Het was net leven.
Ik werd wel een beetje vrolijk van de nieuwe sneeuw, vooral omdat het ski seizoen zomaar een paar dagen verlengt was, maar volgens Axel had het allemaal geen nut meer, de verse sneeuw zou niet meer hechten op de ijzige ingeklonken pistes. De volgende dag wilde ik het met eigen ogen zien dus ik nam de gondel omhoog de Corvatsch op (alle bergen hebben namen). De piccolo was nog wat melancholisch op deze vroege ochtend, er klonken psalmen uit de mono speakers boven ons hoofd terwijl het bergstation was verdwenen in een met zonlicht doorspekte wolk. Boven die wolk, was het daar? El paradiso? Om mij heen hoorde ik Duits praten, nee, als we al gingen, dan was dit op zeker de lift naar de hel. Ik merkte dat ik mij de laatste tijd een beetje aan het irriteren was aan mensen die met hun ski’s op hun schouders lopen te maaien als een beginnende glazenwasser, en met hun stokken je ogen proberen uit te prikken, of wachten bij een stoeltjeslift omdat ze per se alleen in de lift willen zitten waardoor de rij onnodig lang wordt. Ik deed een afdaling en wist zeker dat ik die dag mijn benen zo breken als ik door zou gaan. Skiën in verse diepe sneeuw vergt weer een andere discipline die ik klaarblijkelijk niet baas was dus ik liet de berg voor wat hij was. Toen ik thuis kom vroeg Samuel; wat doe je daar toch op die berg? Hij begrijpt er niks van. Hij vindt het ongelooflijk dat ik eenmaal tien procent van m’n loon aan een skipas besteedde. Sporten, bewegen? “I stopped walking when I came here.” Goed, als je dagelijks met een smoezelige jerrycan op je hoofd naar de waterput moest en je hier alleen maar aan een zilveren knop hoefde te draaien en dan nog kan kiezen of er warm of koud uitkomt, dan kan ik mij voorstellen dat je wat lui wordt. Maar hij begrijpt het niet, zoals ik niet begrijp waarom híj maandelijks tien procent van zijn loon naar de kerk brengt. Daar komt nog bij dat die mensen waarschijnlijk nooit geleerd hebben om met geld om te gaan, en hij daarom altijd tekort heeft. Hij vroeg mij maandelijks of ik hem wat wilde lenen en ik vond dat geen probleem, maar toen ik erachter kwam dat hij het doorsluisde naar de kerk ben ik er gelijk mee gestopt.
Enkele dagen later ging de zomertijd in. De zuiplap van de bakkerij kwam te laat omdat hij z’n klok een uur naar achter had gezet in plaats van naar voren. Pas om acht uur was het bijna donker. Shit, dacht ik bij mijzelf, nu smelt de sneeuw nog sneller weg. Het was de gedachte van een kind. De dag was niet ineens een uur langer geworden, hij zou gewoon een uur later beginnen en een uur later ophouden.
Ik was uitgenodigd door de zoon van de schoolvriendin van m’n moeder om te komen eten. Zij wonen in het volgende dorp en ik ging op m’n schoenen. Ze woonden in een mooi huis aan een open weiland, maar niet voor lang want huizen leveren nu eenmaal meer op dan grazende koeien die de hele dag een beetje lui boe staan te roepen tijdens het kauwen. Zij hebben twee jonge kinderen die de vreemd sprekende gast maar raar vonden. We aten iets van vis en half gare aardappels en rode kool. Ik vond het een vreemde combinatie maar het smaakte goed, en het toetje met ijs en verse aardbeien nog beter. Ik had een band met die mensen, maar deze was kronkelig als de weg hier naar toe. De zoon van een vroegere schoolvriendin van mijn moeder. Maar desondanks is het natuurlijk wel weer bijzonder dat ik terecht ben gekomen in naastliggende dorp van waar haar zoon woont. Het is een kleine wereld zullen we maar denken. En Zwitserland is het fort daarin. Ik vroeg mij af of ik hem ooit in mijn leven al eens ontmoet had, maar dat was onwaarschijnlijk. Het gesprek kwam wat moeizaam op gang ondanks dat hij vrij goed Nederlands sprak. Een beetje als een goed geïntegreerde Turk die wel de goede woorden gebruikt, maar ze niet altijd in de goede volgorde zet. Het kwam nog op de dienstplicht. Dat de jeugd van tegenwoordig daar geen zin meer in heeft. Maar dat hij van mening was dat het goed was voor een mens. Een van m’n collega’s slaapt sinds begin deze maand in een legergroene tent en eet alleen nog maar aardappels. Hij zag er ontzettend tegenop. Maar ik vond dat hij zich niet aan moest stellen, ondanks dat ik makkelijk praten had omdat in Nederland de dienstplicht, tot mijn spijt, niet meer geld. Maar het is waar, die mensen zitten hier maar in dit veilige dal en het ergste dat ze kan overvallen is een lawine. Hoe hoog je ook klimt, je zult niets anders zien daneen chaos van witte bergtoppen die omhoogsteken als kruiend ijs in het Markermeer. Ik vroeg eens aan een van de jongens, gaan jullie wel eens naar de grote stad? Een beetje zuipen? Maar toen keek hij mij een beetje bang aan.
Hij was net zo oud als mijn zus zou zijn, zijn broertje zo oud als mijn broer en z’n zusje een jaartje jonger dan ik. Het was aardig gelijk op gegaan. Maar mijn zus was dood en hij gelukkig getrouwd en zelfs zijn Nederlandse opa leefde nog. Ergens in die 38 jaar die hij telde was er dus van alles verkeerd gegaan.
Ook in Zwitserland staan de huizen zo dicht op elkaar dat je gewoon de ondertiteling op de fehrnsehen (TV) van de buren kan lezen, al doet men hier niet aan ondertiteling maar aan nachroniseren en daarom ben ik ook nog niet naar de bioscoop geweest; ik ben bang dat als ik Jack uit Titanic tegen Rose in het Duits hoor zeggen terwijl hij half bevroren in de zee ligt te beven, “Mein liebste, du machts nimmer den Mut verlieren!” dat nooit meer uit mijn kop kan krijgen en daarover ga dromen. De buren zaten ook zojuist te eten en als een junkie die een fiets zonder slot spot zag ik een vrouwenpersoon met de juiste waardes aan de eettafel zitten, en zij had mij ook gezien. Maar alsof haar moeder het doorhad dat haar dochter haar eten koud liet worden en afdwaalde in haar gedachtes over een polderjongen met krullen, zo stond de moeder op en schoof resoluut het gordijn dicht. En ze was weer wakker, terug in de realiteit van rösti en stinkende kaas. En ik stikte zowat in een visgraat.
Na het eten keken we Wetten Das en daarna ontmoette ik nog het Zweedse kindermeisje. Ik woon hier al vier maanden en pas nu vertel je mij dat je een Zweeds kindermeisje hebt? Ik gaf haar een hand, ze was wat mollig maar Zweeds, en daar ging het om, de rest is niet belangrijk. Als ze maar iets heette als Pipi. Ze was zich aan het omkleden en opmaken om vanavond de stad in te gaan, het was tenslotte zaterdagavond. De stad in, welke stad? Met wie? Zijn hier nog meer van die Zweedse meisjes? Ik ga bijnanaar huis en nu pas kom ik erachter dat er allemaal Zweedse kindermeisjes zijn? Niet zeuren Tim, je vriendin komt over een week! Er zal vast wel weer een of andere Zweedse commune zijn net als die Portugezen hier hebben. Want ik mag graag een beetje afgeven op dat volk, ze hebben hier wel een eigen supermarkt met Portugees bier en als zo’n supermarkt kan draaien, dan betekent dat er hier een hoop van die gasten zijn, en dat is natuurlijk wel zo gezellig. Net als Samuel, die lijkt ook in verbinding te staan met al zijn landgenoten en als hij naar een andere stad of dorp gaat, kan hij overal slapen, en eten. Mijn netwerk reikt net zo ver als de draadloze internet verbinding die mijn laptop opvangt. En die is de laatste weken gereduceerd tot nul. Goed, zoiets kost tijd, maar feit is ook wel dat ik er gewoon heel slecht in ben. Omdat ik nu eenmaal graag m’n eigen ding doe (huuuu!). Ik zat onlangs in het café met m’n laptop, de rest van de gasten zat voetbal te kijken en toen dacht ik, dat is het! Dat is het probleem. Ik ben nu eenmaal een beetje anders dan anderen. Voetbal interesseert mij nog minder dan de finale van Idols.
Toen Marco mij naar huis bracht vroeg ik of zo’n meisje problemen opleverde en toen begon hij te vertellen over eentje die ze gehad hadden die stal. Geld, spaargeld van de kinderen, make-up en uiteindelijk een parkerpen met zijn naam Marco Schmied daarin gegraveerd, deze vonden haar ouders na een telefoontje van Marco terug op aan op haar kamer. Maar dit Zweedse sneeuwvlokje leverde geen problemen op.
Doordat de afgelopen weken de warmte uit het zuiden alles deed doen smelten kwamen langzamerhand de leuzen die in het begin van de winter die in de sneeuw op het ijs geschreven waren zoals – ‘fuck de koude’ en hartjes met initialen daarin – weer naar boven, alsof je een oude kast aan het schuren bent en door vijftal verflagen heen gaat. Maar de nieuwe laag sneeuw bedekte de uitspattingen weer als een laagje make-up op een vervallen gezicht. Van een afstandje zag het er weer goed uit, maar de laag was niet dik, en de eerste beste zonnestralen zouden haar gezicht weer doen doorzweten en de kraters en pukkels blootleggen. Ik was alweer vergeten hoe mooi het kon zijn als het net gesneeuwd had, zolang had het dat al niet meer gedaan. En ik werd er een beetje gelukkig van. Het zag er weer zo uit als op de ansichtkaart. Voor hoe lang het ook duren zou.
Surinaams schaafijs
Ik zit hier zwaar in de rode cijfers en ik ben bang dat ik er niet meer uit ga komen. Ging alles tot voor kort goed, kon het allemaal niet op, ineens is het tij gekeerd alsof er een wind is opgestoken die het allemaal wegblaast.
Ik bepaal de loop van mijn dag na het werk meestal op het moment dat ik naar buiten loop en m’n schortje uitklop. Ga ik skiën, wandelen of slapen. Veel heeft te maken met het weer, maar ook hoe goed ik de avond voor het werk geslapen heb en verder mijn hele gemoedstoestand. Best een simpel leven als ik het zo lees. Het zit er bijna op, en zoals altijd, heb ik nu alles onder de knie. Ik kwam er bijvoorbeeld vorige week achter dat als ik de croissant met vier tegelijk van het rolbandje pakte in plaats van twee dat ik dan een half keer zo snel was. Ik heb mij nooit afgevraagd ‘wat doe ik hier in vredesnaam’. Want dat wist ik heel goed, maar een ander gevoel, iets wat ik niet kan beschrijven, heeft mij hier toch wel een aantal keer te pakken gehad. Hoeveel dagen was ik niet een beetje naar buiten aan het staren, wachten tot de zon ging schijnen of dat het avond werd zodat ik naar bed kon? Van die dagen dat je een uurtje gaat slapen en pas in de middag weer wakker word, of dat je in de supermarkt loopt en denkt, wat moet ik vandaag in Godsnaam eten.
Onlangs had ik een relativerend gesprek met mijzelf. Dat heb ik soms nodig, om er weer even achter te komen dat het allemaal zo slecht nog niet is, en dat het tenslotte een weloverwogen keuze is geweest om hier naar toe te gaan. Onderschatten heb ik het niet gedaan, maar anders dan dat je het je stiekem voorstelt is het natuurlijk altijd. Een nieuwe baan, om middernacht opstaan, mensen die je niet verstaat, onaardige mensen zonder geduld die je niet verstaat, mensen waaraan je kunt zien op de manier waarop ze een papieren handdoekje uit de dispenser trekken dat ze in een permanente staat van ongeluk leven, ijzige koude, rugpijn – deels meegenomen van huis – die niet overging maar juist erger werd, een sport beoefenen waarvan je denkt dat je hem aardig kan maar natuurlijk blijkt dat je er niks van kunt, en misschien niet te onderschatten het hoogte verschil, van onder zeeniveau naar bijna twee kilometer erboven. Dit is natuurlijk niet alsof je de Mount Everest beklimt, maar mijn polderlichaam gaat nu eenmaal al extra rode bloedcellen aanmaken als ik over de Hollandse brug richting Amsterdam rijd.
Onlangs zat ik in de lift terwijl de sneeuw werkelijk smolt als sneeuw voor de zon. Er zat een vrouw naast me en ik vroeg, alles klar? Niet altijd, maar soms probeer ik in elke lift een gesprekje aan te gaan. Vorige week zat ik naast een Zuid-Afrikaan. Ik vroeg hem, “dus jij ook spreken Nederlands.” “Ja”, zei hij, “Ik spreken die taal.” Mooi vond ik dat. De Zwitserse vrouw naast mij begon fijn in het Zwitserduits terug te praten. Schwyzerdütsch is een mooi taaltje, het is knap dat ze van dat lompe Duits nog iets moois hebben gemaakt, iets vrolijks. Een van de mooiste toevoegingen in de Nederlandse taal vind ik misschien wel het –tje achtervoegsel. Een beetje verliefd, een autootje, een broodje. Naar mijn weten heeft het Engels dat niet. Je zegt voor a bun niet a bunny. Dat is namelijk weer wat anders, iets met twee lange oren of een hitsig grietje in een glossy magazine. In het Schweizerdeutsch kent men deze toevoeging wel. Ein bisschen is hier ein bisschelli en een broodje is ein brotli. Of ein gipfelli. Zwitserduits klinkt voor Duitssprekenden mensen zoals Fries voor Nederlanders en dus onverstaanbaar voor mij. Ik zei de vrouw dat ze liever Duits tegen mij sprak omdat ik er niks van begreep. Ze had echter gedacht dat ik een Zwitser was en dat was weer eens wat anders dan een Zweed, maar dat ik het Zwitsers misschien toch beter spreek dan ik denk komt misschien doordat de g of de ch die wij in het Nederlands gebruiken ook - in tegenstelling tot het Duits - in deze sprache zit.
Verder is het spreken van Duits lastig omdat ik niet altijd weet of ik nu Duits aan het praten ben, of einfach Nederlands aan het verduitsen ben. Maar de mensen lijken je hier over het algemeen goed te kunnen verstaan. Of ze doen net alsof, dat kan ook. En als je het niet weet, zeg je gewoon schön? Of ja genau! Italiaans is wat dat betreft veel simpeler, je plakt gewoon overal een a, i of een o achter. Trein? Treno. Olie? Olio. Content? Contento. Simpathiek? Simpatico. Reparaties? Riparazioni. Dat zeg ik, non complicato. Ik help Ivan de Jehova een keer per week met de nusstorte en dan doen we ondertussen een cursus Engels voor hem en een cursus Italiaans voor mij. Als ik dan iets goed zeg, roept hij; bravo!! En andersom; beautiful!! Het is jammer maar niet anders dan dat op het moment dat je bijna weggaat eindelijk een beetje kunt communiceren. De meeste brokjes oestrogeen en testosteron heb ik inmiddels wel getemd. Met Irma kan ik onderhand een aardig grapje maken.Wat is dit voor Hüere schiss dräck?! Roep ik dan, als we een slap deeg hebben.
Sommige mensen zijn echter onvermurwbaar, onlangs had ik blijkbaar een kras in de bestelbus gereden, ik was mij hier verder niet van bewust geweest, maar toen ik de parkeerplaats op kwam rijden merkte iemand het op. Ik liep naar binnen en kwam toevallig Luis tegen, een Portugees met de opgefoktheid van een Jack Russel. Ik zei hem, weet jij daar iets van? Nog voordat ik zelf naar de chef kon lopen om het te vertellen, stond hij daar al op kantoor te zeggen dat “Tim een kras in de bus gemaakt heeft, en dat hij zegt dat hij het niet gedaan heeft maar ik denk dat hij het wel gedaan heeft, want toen ik vanmiddag op het werk kwam zat de kras er nog niet.” Alsof hij dagelijks alle wagens controleerde op krassen voordat hij begon met werken. Later bleek dat het die ochtend gebeurd was door een collega. Ja, er ist ein grosse Arschloch.
Ik mis Nederlandse kaas en een friet met mayo. Zwitserland staat bol van kaas, maar ik heb onderhand een groot deel van het assortiment op mijn boterham gelegd en het enige wat ik ervan kan vinden is dat het ontzettend stinkt. Werkelijk om van over je nek te gaan. Verder zit er niet veel smaak aan, maar dat kan ook liggen aan dat ik niet zoveel smaak heb. Het meeste brood, en dat moet je dan maar aannemen uit de mond van een bakker is wel lekkerder dan thuis (tenzij ík het gebakken heb natuurlijk). Maar ook dit is geen vast gegeven. Bij de krentenbollen hier bijvoorbeeld heb je een fiets nodig om van de ene naar de andere rozijn te fietsen. Of een paar ski’s.
De laatste dagen is het zelfs ‘s nachts niet meer koud. De thermometer staat constant boven nul, in het rood dus. Met mijn banksaldo zit het verder wel goed. De eerste grassprieten kleuren groen. Gras moet een van de taaiste dingen zijn die onze lieve Heer geschapen heeft, ga zelf maar eens een half jaar onder een meter sneeuw liggen. Maar als dit zo door gaat, als de fohnwind uit het warme zuiden aanhoudt, dan veranderen straks de bergen in plaats van in een zee vol sneeuw in een zee vol lente bloemen. Voor mijn idee had het ook veel minder gesneeuwd dan van wat ik mij ervan voorgesteld had, en misschien klopte dit ook wel, dit jaar is er in tegenstelling tot vorig jaar - toen zoals de skileraar het beschreef, het niet meer zoveel gesneeuwd had sinds hij een kind was – niet zo veel sneeuw gevallen, en ik hoop dat als Hiltsje hier is er nog een centimetertje of wat Surinaams schaafijs ligt. Maar na deze vier maanden gaan we ons met een beetje enthousiasme en doorzettings vermogen hoe dan ook wel vermaken.
De schroefjesfabriek
Ik reik haar het grote keukenmes aan. Gretig pakt ze het uit m’n handen en houdt zij het lemmet tegen de rood gloeiende kookplaat waarna ze er een stuk van het blok hasj afsnijdt. “Was dat chocolade of iets anders?” Vroeg de vrouw van Samuel toen we weer met z’n tweeën in de keuken achtergebleven waren en ze het filtertje van het mokkapotje volgooide met oploskoffie (sommige mensen begrijpen echt niks). Wat dacht ze zelf. Iemand zo mager die trillend als een snaar binnenkwam en vervolgens met een mes vervaarlijk in iets gaat staan hakken, die eet geen chocolade. Misschien hele pure, met 99 procent cacao, maar ik betwijfel of de hoeveelheid cafeïne daarin genoeg is om deze vrouw in haar roes te brengen. Zo erg had ik haar nog nooit gezien. Ik kreeg zelfs flarden van Trainspotting door. Misschien kwam het doordat Diamantino, de dronken Portugees, de dag ervoor vertrokken was en er meer tussen hun gaande was dan “solo una amica” (alleen een vriendin), zoals hij het zelf beschreef. De morgen dat hij afscheid kwam nemen in de bakkerij had hij een glimlach op z’n gezicht als een puber die het voor het eerst gedaan had. Scopare? (betekend eigenlijk bezemen maar wordt hier bedoeld als een vrouw of man een veeg geven, in seksuele zin welteverstaan)Vroeg ik hem. Hij beantwoordde met een grote grijns. Ik vond het bijzonder hoe deze twee mensen elkaar door het leven sleepte. De ‘laten we er maar van genieten’ gedachte. Ik mis hem zelf ook. We imiteren hem dagelijks. Wat hij zei was vrij nutteloos maar wel leuk en omdat hij het honderd keer per dag zei zal ik zijn zinnen niet snel meer vergeten. Tutti persona de panetaria male de testa (alle mensen in de bakkerij zijn gek). Of, als Samuel en zijn vrouw weer eens pasta aan het eten waren; Mangaire pasta encora? Manga pasta tutti giorni non va bene. Dopo, fa male. (Eten jullie nu weer pasta? Elke dag pasta eten is niet goed, daar wordt je ziek van). Of dan pakte hij het einde van het ceintuur van de jurk van Samuels vrouw en vroeg dan, cane? (hond?) Alles was altijd slecht voor je: thé, latte,non va bene. Aqua, tantoe non va bene. Alleen wijn was goed: Vino? Si, vino va bene. Tim, prende un vino, tutti va bene (Tim, neem nog een wijntje, dat is goed voor je). Van de naam van de Hongaar (Szilárd) wat je uitspreekt als Tzilaard had hij iets van silaas gemaakt. Silaaas, tutto posto?! Prende un vino! Het mooiste vond ik echter nog als hij Frans tegen mij ging praten omdat hij dacht dat ik dat beter verstond, dan nam hij een kikker in z’n keel en een speciale houding aan. Dat bewees maar weer eens dat Frans geen taal was maar een houding. Simone, zoals de vrouw heet, werkt hieronder in het horeca establishment. Een woord waarvan ik er laatst pas achterkwam dat het stond voor hotel-restaurant-café. Eigenlijk zo het horeinca moeten eten. Je kunt er namelijk tevens internetten. Omdat ik het beu was en ook een beetje achterlijk vond om dagelijks naar het dorp te wandelen met mijn veel te zware laptop om daar vervolgens op de ijskoude trap van een portiek te gaan zitten om wat contact met de buitenwereld op te zoeken, ga ik tegenwoordig naar het internet café. Eerst dacht ik dat zo’n café alleen in het dorp zat, waar het ook nog eens heel duur was. Maar toen ik een keer op de bushalte op de bus stond te wachten las ik op het gebouw tegenover mij: pizzeria, restaurant, hotel, cafe, b&b, internet. Ik was er al honderden keren langs gelopen maar had dat nog niet eerder gezien. Daartoe besloot ik dat ik in die steeg sowieso niemand zou leren kennen en dat het maar eens afgelopen moest zijn met dat asociale gedoe. Dus nu toog ik regelmatig een uurtje naar het café. Ik bestelde een eistee bij Simone in het Italiaans die daarna een bestelling bij de oudere mevrouw tegenover mij opnam en een praatje maakte met haar. Omdat mensen uit mediterane landen nergens haast mee lijken te hebben, behalve met spreken, kon ik daar weinig van verstaan. Ik keek niet begrijpend naar Simone die vroeg ‘capisco?’ Si, si. Het was gegaan over het kleuren van haar haren en daarna had ze gezegd dat we huisgenoten waren. En toen gaf ze me een knuffel. Ik weet niet waarom maar ze lijkt nogal op me gesteld te zijn. Misschien is ze niet gewend dat mensen normaal tegen haar doen - ze mag altijd mijn koffiezetapparaatje gebruiken. Ze vertelde me onlangs dat haar man, een grote dronken Italiaan die ik nu al een hele tijd niet meer gezien heb – waarschijnlijk omdat er geen bier meer in de koelkast ligt – haar sloeg. Ze zei tegen de vrouw iets over dat ik er goed uitzag. Dat deed ik ook, ik had wat kleur gekregen in m’n gezicht en m’n haren gewassen. Maakt u zich trouwens geen zorgen, ik mag dan zielsalleen soms lichtelijk gefrustreerd op een deprimerende kamer op deze berg zitten, ik ben absoluut niet gevoelig voor de avances van deze Italiaanse.
Toen ze wegliep zei de vrouw “aha dus jullie wonen samen in een huis.” Ik vertelde dat we inderdaad in het huis hier boven de bakkerij woonden en dat daar voornamelijk medewerkers van de bakkerij woonden en dat ik inderdaad hier in de bakkerij werkte enzovoorts. Ze vroeg allemaal ingewikkelde vragen over de bakkerij. Hoe je kon weten hoeveel meel je nodig had voor vijfduizend bolletjes van dertig gram per stuk en of we dat allemaal met de hand maakte. Toen ik erachter kwam dat ze ook Engels sprak maakte ik de fout door te zeggen dat we liever Engels konden spreken, dat ging mij beter af. Daarna maakte ik een nog grotere fout door te vragen wat zij hier elke dag deed met haar stapels papieren en haar headsetje. Een uur later werd ik weer wakker. Van wat ik ervan had meegekregen was haar moeder Zwitsers, haar vader Italiaans en dokter en zij en haar broer waren geboren in Brazilië en ze hadden daar een schroefjesfabriek gehad met vierhonderd man in dienst. Haar moeder was overleden en zijzelf was niet in het bedrijf gaan werken maar naar Engeland gegaan om Engels te leren en had vervolgens omzwervingen in Europa gemaakt. Haar vader was dood gegaan en onlangs haar broer ook, het bedrijf was kapot gegaan maar er liepen nog overal onverklaarbare geldstromen. Ze lag in de clinch met de nieuwe jonge weduwes van haar vader en haar broer maar ik begreep niet waarom. De hele familie geschiedenis kwam voorbij, van het ontstaan tot het instorten van het Portugese koloniale rijk, over off-shore companies en uiteindelijk zelfs het systeem dat niet deugde. Globalisatie. Ze begon over de Zoeloe’s, dat die mensen nog leefden zoals vroeger, zonder internet en auto’s. Zo moesten wij ook weer gaan leven. Good luck. Ze eindigde elke zin met een diepe zucht en de woorden “It seems like these days people are just not very nice anymore, only there to gain more.” Etcetra.Ze trok dan een gezicht van een klein kind dat gevallen was en even wachtte tot er iemand keek voordat het begon met huilen. En ik dacht; kut, nu heb ik het gaan, nu barst ze in tranen uit. Maar het bleef bij het trekken van een triest gezicht. Het scherm van mijn laptop had ik helemaal naar achteren geduwd als een opengeslagen boek en hij was inmiddels al gaan slapen. De vrouw vertelde en vertelde. Ik ondersteunde mijn hoofd met beide handen en knipperde met mijn ogen om mijn lenzen te bevochtigen. Als ze uitgesproken was zocht ik ijverig naar een alles relativerend antwoord die haar het zwijgen moest opleggen, maar het had geen zin. Na meer dan een uur, toen ik het niet meer op kon brengen zei ik dat ik hier gekomen was om wat werk te doen en dat ik daar nu echt aan moest beginnen. “Ooh, wat voor werk doe je dan?” Toen ze haar spullen inpakte nam ze nog een brood uit haar tas dat ze die dag gekocht had en ging daar nog weer allemaal vragen over stellen. Toen ze eindelijk weg was riep ik Simone en bestelde ik een grote bier. Volgende keer ga ik wel weer in de steeg zitten dacht ik bij mijzelf terwijl ik een grote slok nam. Mama mia.
De sneeuwpop die er het zijne van dacht
Toen hij binnenkwam in zijn kamer had hij het gevoel dat hij terug kwam van zomer vakantie en het huis twee weken niet gelucht was en het in het thuisland ook mooi weer was geweest, misschien wel mooier als in dat armetierige Zuiden, en dat de zon constant op het huis geschenen had waardoor het nu een kleine sauna was. Met de onvervangbare geur van eigen. Maar hij was alleen maar een paar uur wezen wandelen. De Engadin Ski marathon was gaande en hij was gaan kijken. Het was lang niet zo fanatiek geweest als hij gedacht had. Hij zag mannen in konijnen en apenpakken langlaufen en mensen langs de kant rustig wat drinken. Het liep dan ook al tegen het middaguur, voor de echte fanatiekelingen was hij waarschijnlijk veel te laat. Die waren al voor dag en douw vertrokken en allang gefinished. Dit weekend was opzeker het mooiste weekend dat hij tot nog toe beleefd had hier in St. Moritz. De bergen lagen in de zon te schitteren, de liftjes draaiden hun oneindige rondjes. Om in beweging te blijven, wat zijn lichaam hem dwong omdat hij anders kapot ging van de pijn in z’n rug, wandelde hij bijna elke dag een uur, en als hij goede zin had maakte hij de grote ronde en plakte hij er nog een uur aan vast. Vandaag was zo’n dag geweest. Zehadden op het werk een paar uur vroeger dan nogmaal aangevangen met het werk, om alle hotels en de mensen die daarin verbleven vroeg van een ontbijt met brood te voorzien om voor debroodnodige energie te zorgen voor de 42 kilometer lange route door het dal. Het was echter minder druk dan hij verwacht had en liep nog voordat de klok 6 uur geslagen had alweer de trap op naar huis. Hij besloot wat te gaan slapen. Na een paar uur werd hij wakker. Schoof het gordijn open en zag dat de hemel evenals gister stralend blauw was en hij wist zeker dat dat zo zou blijven vandaag. Het enige dat kon gebeuren was dat het die avond vreselijk zou gaan onweren, maar dat was meer iets voor Nederland. Hier had hij nog nooit een flits of een donder gehoord. Alsof Thor hier zelf woonde en rust wilde.
Een eindeloze stroom mensen op de loipes. 22000 ski’s, 22000 stokken, 11000 mensen. De bergpassen leidend naar deze berg hadden het zwaar te verduren gehad afgelopen vrijdag. Onlangs was er op de bochtige wegen nog een Engels man aan de verkeerde kant van de weg beland, hij was in de war. Het eindigde met een vreselijk ongeluk. Hij vroeg zich af waarom hij niet meedeed. Hij zag meer mensen die er conditioneel slechter aan toe waren als hij dan hij er zag die een groter uithoudings vermogen hadden. Maar hij had het langlaufen een keer geprobeerd en het was hem niet bevallen. Hij dacht net als op de schaatsbaan met zijn noren heerlijk te kunnen glijden. Het leek totaal niet op schaatsen, wat men hem wel beloofd had, maar het kostte hem zoveel moeite dat hij het van zich af zette. Later die winter was hij nog wel eens langs een winkel geweest waar ze die ski’s verkochten en getwijfeld,misschien moet ik gewoon een set kopen en gaan oefenen tot ik er bij neer val. Maar kon hij in sommige zaken een doorzetter zijn, in dit geval liet dat vermogen het totaal afweten. Hoe jaloers hij ook soms tijdens het wandelen langs de loipes keek naar de mensen die daar zo moeiteloos voorbij zoefde. Hij zou het deze winter niet meer gaan doen. Misschien volgend jaar. Het vergroote je wereld aanzienlijk, want je kon langlaufen vanaf Noorwegen tot in Siberië, daarbij was het goed voor je gezondheid, en hoefde je er geen dure skipas voor aan te vragen. Bij een redelijke afdaling naar een bevroren meer waar men hem een spectaculair schouwspel van brekende ski’s en vallende mannen was beloofd stond als voorzorgs maatregel wel een typisch Zwitserse fel rode helicopter in de snoeiwitte sneeuw. Een prachtig gezicht, als een gebronst vrouwenlichaam op het gele zand aan de zee. Maar van een chaos was geen sprake. Er was hoogstens een man die het had opgegeven en met zijn ski’s in de hand het voetpad had verkozen. De omstandigheden waren dan ook verre van ideaal, was het vorige week waanzinnig koud, nu was het waanzinnig warm. Vorige week was de frauenlauf en drie van zijn collega’s uit de bakkerij hadden daar aan meegedaan. Twee daarvan bestond uit de tweeling. Bijzondere mensen, want deze tweeling was een echte tweeling. Hij had ze begin dertig geschat, maar ze bleken al tegen de veertig te lopen en toen hij ze goed bekeek kon hij dat ook wel zien aan hun gezichten. Hij vroeg zich af of deze meisjes nooit een kinderwens hadden gehad. Met een zaaddonor kom je een heel end. Gelijk daarop vroeg hij zich af wat de Jehova’s getuigedaarvan zou vinden. Een tweeling met een kind van een zaaddonor. Veel heidener kon het waarschijnlijk niet zijn. Maar ze hadden geen kind. Hadden genoeg aan elkaar misschien. Op de een of andere manier waren ze niet geliefd in de bakkerij. Misschien omdat ze zo’n team waren met z’n twee. Onafscheidelijk als water en nat. Als de één een slok water uit een flesje nam, deed de andere dat ook snel. Hij moest er eens op letten of ze samen naar het toilet gingen. Het zou mooi geweest zijn als ze samen op hetzelfde moment gefinished waren maar het scheelde drie plekken 20 en 24, wat op een getal van duizend vrouwen natuurlijk alsnog bijzonder klein én overigens erg goed was. Vandaag zouden ze weer meedoen maar omdat er nu internationale deelnemers waren was het onwaarschijnlijk dat ze weer zo hoog zouden eindigen. Het wandelpad scheidde zich van de loipes en in alle rust liep hij verder. Hij stond een moment stil om een kleine sneeuwpop die door iemand aan de kant van het pad was geboetseerd en er het zijne van dacht te fotograferen. Wat kon het hier mooi weer zijn, dacht hij bij zichzelf, terwijl de ochtendnevel volledig was weggetrokken. Een dag zoals beloofd in de folder. De lente was onherroepelijk begonnen. De dikke laag sneeuw waaronder de takken van de naaldbomen gedrapeerd waren was naar beneden gevallen en ze leken groener dan eerst. Overal hoorde hij vogeltjes fluiten en hij dacht zelfs al baby vogeltjes te horen piepen. In de verte het geraas van een autoweg. De autoweg is in deze wereld nergens meer ver weg.Een eekhoorn, waar het hier van stikt, sprong van de ene in de andere boom. Die beesten maken echt dat rare geluid als Spip in Robbedoes en Kwabbernoot. Hij had eigenlijk nog nooit stil gestaan. Hoogstens om een plas te plegen en de witte sneeuw een beetje bij te kleuren, maar wat was dit rustgevend en mooi. Door de sneeuw liepen sporen van dieren die een onnavolbare maar ongetwijfeld instinctiefmatige route volgde. Er liep nog een krokodil voorbij. Het lijkt hier fucking Artis wel, dacht hij. Terwijl de laatste geluiden van glijdende ski’s vervaagden vroeg hij zichzelf af of hij ooit in zijn leven wel eens met een wedstrijd had meegedaan. Hij kon het zich niet herinneren. Wel had hij een keer met een zelfgetekende strip in de Donald Duck gestaan. Zijn moeder moest die ongetwijfeld nog ergens hebben liggen. De manier waarop hij op die jonge leeftijd mannetjes tekende, zo tekende hij ze nog steeds. Nee, artistiek was hij in al die jaren niet heel sterk gegroeid. Een lassie hond met pantofeltjes aan zijn poten kwam voorbij. Dit zag er nog belachelijker uit dan een hond met een dekentje van D&G tegen de kou. Beekjes ontdooien, rivieren zwellen aan. Een grote oranje truck met een soort omgekeerd puntig hekwerk achterop gemonteerd schraapt de door de zon ijzig geworden sneeuw kapot zodoende de paden een beetje begaanbaar te houden. De kleinzoon van de man achter het stuur zit naast hem en giert het uit. Met opa mee naar het werk, hoe leuk is dat.
Hij hielp die dag tot tweemaal toe oudere Italiaanse vrouwen met de weg. De eerste wilde naar het station, de tweede kwam hij aan het einde van de wandeling tegen, deze was een stuk ouder en van een afstandje zag hij haar helemaal krom lopen. Hij kwam zojuist van Celerina gelopen en die weg kent twee stukken waarvan hij zelf al aardig buiten adem raakte.Dichterbij gekomen zag hij waarom de vrouw zo moeilijk liep, het pad was veranderd in een ijsplaat. De vrouw die nog maar twee tanden in haar mond had was doodsbang om te vallen en vroeg hoe de weg verderop was. Questo va bene (deze is goed). Hij nam haar hand en begeleidde haar tot de sneeuw weer stroef was en wenste haar een Buon giorgno. In het dal van St. Moritz aangekomen was het zo heet dat hij z’n jas uit deed. Hij zou zelfs mijn trui uit kunnen doen, maar dat vond hij weer een beetje uitsloverig. En patsers, daarvan waren er wel genoeg.
P. de Vos bedrijfsdiensten
Terwijl ik de melk uit de koelkast haalde viel me opeens iets op. De kratjes waar de zakken met melk inzitten, kwamen gewoon uit Almere! En op een dag liep de Hongaar met een blauw t-shirt in de bakkerij. P. de Vos? Dat klinkt wel heel Nederlands. Toen ik het nader bekeek bleek het een t-shirt van P. de Vos Schoonmaak en bedrijfsdiensten uit Zwanenburg. Ik vroeg hem hoe hij aan dat shirt kwam. Van z'n grootmoeder, verdere historie onbekend.
El Paradiso
Op een zondagmiddag zaten we in de keuken te eten. Ineens merkte de Portugees Diamantino scherp op; Samuel, oggi non parla con Dio? (Samuel, bid je vandaag niet tot God?). En hij had gelijk, normaal worden er voor het eten altijd wat woorden naar boven geslingerd, maar vandaag niet. Voordat Samuel iets terug kon zeggen zei Diamantino alweer; Ahsi, il Dio oggi libre, io visto il Dio in El Paradiso (El Paradiso is een duur bergrestaurant waar we brood leveren). Il Dio ha vacanza. Sciare é prendere il sole. (Aha, Hij is vandaag vrij. Ik zag Hem boven in El Paradiso. Hij heeft vakantie, skiën en zonnebaden). Soms is hij niet zo achterlijk als hij eruit ziet en kan hij ontzettend komisch uit de hoek komen. En hij gelooft duidelijk niet (non parla con mer, hij praat niet met mij). Het is desalniettemin een vaak terugkerend onderwerp, juist omdat we er allen anders over denken.
Nu zat ik met Ivan op mijn kamer met een Italiaanse en Engelse bijbel op tafel. Ivan is de Jehova’s getuige waarvan ik onlangs een boekje gekregen had. Zo’n boekje roept bij mij toch wat vragen op, en als ik vragen had, mocht ik die stellen.Sterker, dat was waarschijnlijk zelfs de bedoeling.
Even voor de mensen die de bijbel voor dummies niet gelezen hebben. Op een gegeven moment zal deze wereld vergaan. De zogenaamde Armageddon. Een soort tweede zondevloed als die uit het verhaal van de Ark van Noah. Daarna zal er een paradijs geschapen worden. Volgens de Jehova’sgetuigen is dit een aards paradijs. Dus dat wil zeggen, op de bol waarop wij nu leven. (Ter zijde; Samuel zegt, nee onzin, dat is ergens boven). Wij leven nu onder het gezag van de duivel. De duivel heeft in het Hof van Eden via Adam en Eva tegen God gezegd, wij hebben jou leiderschap niet nodig, wij kunnen zelf denken. God heeft toen gezegd, prima, zoek het maar uit. Bewijs maar dat jullie het beter kunnen dan ik. En daarom is er zoveel ellende op de wereld. God vindt dit natuurlijk niet leuk. Het doet hem verdriet ons te zien lijden. En op een gegeven moment zal hij daar klaar mee zijn en zeggen: Basta! Alle zondenaars zullen sterven en de rest zal in het nieuw geschapen paradijs verder leven, alsook alle ‘goede’ mensen die tot nog toe geleefd hebben (en dat zijn er heel wat) zullen wederkeren uit de dood. Naar mijn mening wordt het hier dan erg druk. Helemaal als je bedenkt dat er geen lijden meer zal zijn en dat er dus ook niemand meer dood zal gaan. Maar als we niet meer doodgaan, worden we dan nog wel ouder?
Ik ken de precieze achtergrond van Ivan niet. Ik heb echter vernomen dat hij vroeger op het verkeerde pad was en dat de bijbel hem bekeerd heeft. Daar is natuurlijk niets op aan te merken. Ivan ziet eruit als een soort oermens. Dacht ik redelijk grote handen te hebben, legde ik ze naast die van hem, bleken ze half zo klein. Zijn duim is zo breed als mijn grote teen. Met een hand knijpt hij zo dat enge nekkie van je fijn. Met die kolenschoppen bladerde hij razendsnel door de fragiele pagina’s van de bijbel. Het ging ongeveer zo, ik vroeg hem iets, en dan riep hij: Matteüs 15:3. Dat moest ik dan lezen en dat was dan het antwoord op mijn vraag. Hij spreekt gebrekkig Duits en bijna geen Engels, ik gebrekkig Duits en bijna geen Italiaans. Het was dus nog best lastig, want dan moest ik een stukje Engels lezen, in mijn hoofd vertalen naar het Nederlands en daarna door naar het Duits. Maar dat maakte het ook wel weer leuk. In het begin kon ik amper mijn vraag stellen of hij had alweer een pagina geroepen. Ik had werkelijk het idee dat hij het hele boek uit z’n hoofd kende, wat best knap is, maar tegelijkertijd bizar dat er mensen zijn die dat boekje blindelings gebruiken als leidraad voor het leven.
We waren zomaar een uur of wat verder. Toen was het wel mooi geweest. Ik kreeg nog een soort clubblaadje van hem in het Engels dat toch maar een oplage heeft van 36 miljoen stuks in 82 verschillende talen. Editie: Secrets of family succes. Garantie voor een gelukkig leven.
Ondertussen is aarde nog niet uitgebeeft in Haïti er is een overstroming in Maidera. En een week later schud zij alweer in Chili. Iran heeft zijn atoomwapens klaar en Geert Wilders zijn partij heeft gewonnen in Almere. Allen, berg u, de Armageddon is nabij.
Doordraven
Noem mij een opgever, noem mij een slappeling, noem mij een doorzetter van niks, maar toen ik na tientallen keren op m’n kont geland te zijn een keer zo hard viel dat m’n lenzen uit m’n ogen ploften en hulpeloos in m’n skibril lagen kreeg ik een beetje hoofdpijn van al dat vallen. Ik weet nu ook waardoor de pistes zo snel verpest worden: snowboarders. Snowboarders die het niet kunnen wel te verstaan. De zon scheen en ik wilde een keer wat anders dan skiën omdat ik merkte dat ik met skiën aardig de grenzen aan het opzoeken was bedacht ik terwijl ik vanaf m’n kamer naar de blauwe hemel keek om een keer een snowboard te huren. Mama Mia, wát moeilijk! Naief en vooral eigenwijs als ik ben dacht ik dat wel even te gaan doen. Zoals veel dingen in het leven. Ik was als een van de eerste boven (Axel was eerder, duh) en omdat de oefenweide helemaal aan de andere kant was, moest ik toch meteen helemaal omhoog. En ook weer naar beneden. Het ging nog vrij aardig, een beetje naar achter leunen en remmen, maar op de voorkant glijden vond ik echt doodeng, en alle keren dat ik het probeerde resulteerden steevast in een soort salto. Bij het centrale punt kwam ik toevallig Axel tegen, hij was aan het skiën op zijn baby’s. (sommige mensen draven wat door). Ski’s zo lang dat ze reikte tot aan de horizon, en een set gebogen stokken (dat is alleen voor de echte pro’s, die ga ik volgend jaar dus ook kopen). Hij wilde mij wel wat tips geven en dat leek mij geen slecht plan. En inderdaad, het ging beter. Maar ik ga snel te snel en klapte zoals hierboven beschreven zo hard op m’n achterhoofd dat mijn lenzen uit m’n ogen plopte. Ik was meer dan blij dat ik een helm droeg.
Hierna moest ik toch even gaan zitten want ik had wat hoofdpijn gekregen en terwijl ik wat in het zonnetje zat te soezen vertrokken net de klasjes van de skischool. En ik had het al vaker gezien, maar regelmatig zijn er blinde mensen op de piste. Deze dragen een jas waar dat groot op staat en hebben natuurlijk begeleiding (niet van een golden retriever overigens, wel iets anders blonds). Blind van de berg, dat moet wel echt ontzettend eng zijn en heel erg moeilijk. Bravo voor die mensen. Ik voelde me daardoor een beetje een sukkel maar besloot toch om in plaats van naar benenden te boarden met de lift te gaan. Verstandigheid duurde dat moment even het langst.
Enigszinds beteuterd met het snowboard in de hoek gesmeten hing ik tegen de reling en keek door het raampje wat naar buiten terwijl het treintje met alleen ik daarin langzaam naar het dorp zakte. Het was jammer, het weer was zo mooi en de pistes zo strak. Dacht ik vorige week dat de lente was begonnen en was ik bang dat alle sneeuw weg zou smelten,gister was ik wezen skiën en was het gewoon minus 18. Ondanks de koude tenen was het echter zo fijn gegaan. The white carpet zoals men dat wel noemt voelde echt aan als hoogpoligtapijt.
Na een middagdutje was ik weer goed maar besloot desondanks dat ik morgen sowieso niet lopen kon van de spierpijn en nog ettelijke malen vallen niet goed zou zijn voor mijn toch al instabiele kopf.
Leuke dingen dan. Ik ben zo verkouden dat ik niet meer door mijn neus kan ademen en ik tijdens het eten naar adem snak. Gezonde berglucht noemt men dat. En oja, en zoals het er nu naar uitziet ga ik begin mei nog een weekje naar Frankrijk om te skiën met de jongens. Huuu! Andiamo! (we gaan!) (Sommige mensen draven een beetje door).
blind/cieco
Chalanda März!
Sint-Maarten in Graubunden.
De ochtend na het werk was ik een rondje gaan wandelen. Het zou een mooie dag worden. Onderweg kwam ik allemaal kinderen in klederdracht - en met lente bloemetjes in hun haar tegen, allen met een koperen koebel rinkelend. Ze verzamelde bij de kerk. Ik vroeg me af wat dat nou weer voor gekkigheid was. Morgen zou ik het vragen op het werk.
Ik zat in mijn kamer met het raam open. In de namiddag schijnt de zon precies op mijn kamer en moet ik de gordijnen sluiten om niet gekookt te worden. Ik woon aan de haubtstrasse en er is altijd verkeer. Van auto’s tot paardensleeën. Die paarden hebben altijd belletjes aan hun kop, die als zij lopen, melodieus klingelen. Soms loop ik achter zo’n paardenslee, of ervoor, en haalt zo’n ding mij tergend langzaam in. Ik kan niet zo goed tegen herrie. Vroeger teveel naar de disco geweest. Ik raak aardig snel dol van die belletjes en bedenk me dan, een paard hoort vast nog tien keer beter dan een mens en die bellen hangen nota bene naast z’n oren. Die beesten moeten werkelijk volledig gestoord worden. Nu klonken er echter de hele dag andere soorten bellen in de straat. Ik irriteerde mij er een beetje aan. Ik probeerde wat Nederlandse televisie te kijken en kon het amper verstaan. Aan het eind van de middag besloot ik even naar huis te bellen en liep naar de parkeerplaats waar de telefooncellen gestationeerd zijn. De parkeerplaats stond echter vol met ALLE kinderen. Allemaal in klederdracht en liedjes zingend. De chef en zijn vrouw, die werkelijk tot de langste mensen van St. Moritz behoren tornden er bovenuit. Ik vroeg wat dit nu weer voor gekkigheid was. Chalanda März dus. Een oeroude traditie waarin de kinderen langs de deuren gaan, liedjes zingen en met hun bellen rinkelen. Om de winter te verdrijven en de lente te omarmen. Ik zong natuurlijk niet mee, de winter moet voor mij nog zeker anderhalve maand aanhouden. Dat de teksten in het Romanisch waren speelde natuurlijk ook wel een rol.
Mensen wassen het vuil van hun auto’s, en de van uitlaatgassen zwart geworden sneeuwhopen langs de kanten van de wegen die door de weinige nieuwe sneeuw niet meer wit worden, worden weggehakt en opgeruimd. De eerste fahrraden worden uit de schuurtjes gehaald en in plaats van in de altijd veel te heet gestookte bus gaan de mensen met hun neus in de frisse wind op hun fiets naar het werk en ik heb deze week voor de laatste keer gefrituurde schneebälln gemaakt. Finally, heeft het eindelijk nut om m’n haar een keer te wassen.
De sneeuw onderaan de berg wordt al slap. Ik was een dag naar Zuoz gegaan, wat even verderop in de vallei ligt. In de bus las ik wat in het bijbeltje onderwijl wat nog wat dromerig naar buiten kijkend. Het was niet heel vroeg meer, maar ik was vrij en had die morgen een beetje zitten helicopteren dus was nog niet helemaal wakker. Daardoor mistte ik echter de halte en moest ik teruglopen, waarbij ik dacht dat ik zou bezwijken van de hitte. Ik ritste gauw alle ventilatieritsen in m’n ski-jas en broek open en at een frisse appel. Ik zou bijna voor een jaar naar Zuoz gegaan zijn, maar omdat ik alleen voor het winterseizoen wilde had ik dat afgeketst. Zoals ik in een van de vorige verhaaltjes ook al schreef, gezien het skigebied dat maar één stoeltjes lift en verder een paar sleepliftjes heeft met maar een enkele afdaling, geen slechte keuze geweest als het om skiën gaat. Het is wel zo dat de skipas in het ganze gebied geldig is, dus dat ik vanuit Zuoz ook naar St. Moritz kon om te skiën (en andersom ook zoals vandaag dus), maar dit is toch gauw een uur met de bus. Niet echt praktisch en bevorderend, aangezien ik soms al moeite heb met me er toe zetten de bus te nemen naar de lift hier in het dorp. Toch wilde ik er een keer naar toe, stel je voor dat mensen later zeggen; je bent in Zwitserland geweest, maar niet in Zuoz?!? De warmte van het dal veranderde door de wolken die langzaam maar zeker voor de zon schoven tot bittere koude op de piste. Telkens weer vergis je je erin hoe koud het kan zijn. De piste is lang, recht, breed en niet te stijl, ideaal om te leren. Het is dan ook gericht op families met kinderen. Ik leverde mijn grootste inspanning die door het sleepliftje te nemen en vervolgens proberen daaraan te blijven hangen. Wat een armoe. Zuoz is echter wel een mooi dorp. Er staat een kostschool welke internationale faam geniet. De opa en de vader van Wouter (een vriend uit A’dam) hebben er beiden unterricht gehad. Goed, ik was er geweest, nu kon ik weer naar huis. Ik voelde mij niet helemaal honderd procent vandaag. Bij de bakkerij dronk ik nog een kop koffie, wachtend op de trein, en die bracht mij weer fijn naar huis.
Er staat nog een groot evenement op stapel, de Engadin Skimarathon. Veertig kilometer langlaufen van Maloja tot S-chanf, van links naar rechts door het dal dus. Dat is voor de echte sportievelingen, en daarom ga ik daar dan ook niet aan mee doen. Daarna sluiten langzaamaan de meeste hotels, totdat al het gras in juni weer groen is en er veel wandelaars en mountainbikers komen. Het zomerseizoen duurt overigens maar twee maanden.
Nadat de winter door de kinderen symbolisch verdreven was konden zij nog een koekje halen bij de bakkerij. Ook een traditie. Ik maakte daar een foto van en stuurde die de volgende dag naar de chef. Ondanks dat ik het niet zo’n mooie foto vond was hij er toch blij mee, en omdat zijn vrouw en dochter voor een paar daagjes het land uit waren had hij gevraagd of ik met hem wilde lunchen. Dat vond ik wel leuk en zo zaten we die middag aan de biefstuk met friet. Ik vind het altijd jammer dat dit soort dingen pas aan het einde gebeuren, dat je elkaar pas een beetje leert kennen als het alweer bijna afgelopen is. Ik had eigenlijk verwacht dat hij ging vragen of ik van de zomer ook wilde komen werken maar dat deed hij niet. Hij vertelde over dat hij vroeger naar Amerika was geweest en daar wat in een bakkerij gewerkt had en over z’n moeder die hij op vijftig jarige leeftijd verloor. Natuurlijk wat over het werk, en de mafkezen die er werken. Hij stelde zelfs voor om nog een Nederlandse specialiteit te maken, dus daar ben ik nu over aan het brainstormen. Misschien iets van ontbijtkoek, dat is best Hollands. Of misschien toch oliebollen?
Klein beeldverhaal
Hollandse luchten boven Davos
Toen ik eind november mijn koffers volstopte had ik ook mijn schaatsen daarbij gedaan. Ik had verwacht en vooral gehoopt dat ik hier op het grote meer kon schaatsen, en sommige jaren kon dat ook. Als het in één nachtmooi dichtvroor en er daarna een tijdje geen sneeuw valt, dan ligt er een prachtige zwarte ijsplaat. Maar nu zou het er naar uitzien dat ik mijn schaatsen – buiten voor de filmopnames – voor niks zou hebben meegenomen. Er was wel een schaatsbaan in Zwitserland, maar die lag in Davos, op enige afstand van hier. Ik had een dagje vrij, pakte m’n schaatsen in en stapte in de trein. Davos ligt iets noorderlijker op ongeveer anderhalf uur treinen door een landschap waarvoor Japanners speciaal hier naar toe komen. In Davos aangekomen kocht ik een broodje bij de bakker, waar ik toevallig ook gesolliciteerd had. Op zich niet heel gek, want ik heb meer dan vijftig sollicitaties gedaan. Ik kocht er een gipfel en vroeg waar de backstube zich bevond. “Am das ende von die bahnhofstrasse”. Ik liep erheen, klopte aan bij de baas en stelde mijzelf voor als de Nederlander die afgelopen herfst had gesolliciteerd. Ik knoopte er een verhaaltje aan vast dat ik nu in St. Moritz werkte maar een dagje hier was, en zodoende even hallo kwam zeggen, stel je voor dat ik volgend jaar misschien wel naar Davos wil, dan kan het nooit kwaad als men je al een keer gezien heeft. Ik vroeg of ik misschien even in de bakkerij mocht kijken, maar dat kon helaas niet, dat was wel jammer. Aan de buitenkant zag het er allemaal een beetje achenebbisj uit. De vrouw zei dat ik volgend jaar eventueel gewoon weer een mailtje kon sturen. Verder leek ze er niet zoveel mee te kunnen.
Genoeg tijd verspilt, op naar de schaatsbaan. Deze was niet ver en ik ging te voet. Ik herkende van een afstandje het gebouw van de foto die ik op de website had gezien. Daar bond ik m’n schaatsen onder en in de ochtendzon maakte ik wat metertjes. Het was niet druk. Alleen op het binnenrondje waren wat mensen aan het kunstschaatsen. Omdat het toch alweer wat maandjes geleden was, moest ik na een paar rondes even uitpuffen. Zojuist kwam er een man en met zijn zoontje aangelopen die ik Nederlands hoorde praten, dus ik groette met goedemorgen. We maakte een klein praatje. Later kwamen er nog wat mensen op noren en ik dacht, wat mooi, die Zwitsers schaatsen ook allemaal op Vikings. Schaatsen die in Almere gemaakt worden. Of in ieder geval ontworpen. Na een paar rondes kwam ik er echter achter dat het allemaal Nederlanders waren. En ik sprak de mannen aan. Ik vroeg of zij hier op vakantie waren, maar toen lachten ze een beetje. Nee nee, wij zijn pensionados. En ik moest gelijk aan m’n tante in Spanje denken. Er werd natuurlijk geklaagd over het ijs; “Nee, dit is geen wereldrecord ijs”. Vroeger was deze baan overigens de hoogste en snelste natuurijsbaan van de wereld. Vandaag zou zeer waarschijnlijk de laatste dag zijn dat de baan open was. Want omdat Davos ‘maar’ op 1500 meter ligt is het hier al een stuk warmer dan in St. Moritz (1800m). Ik zag nog geen krokussen of groen gras, maar heel lang zou het niet meer duren voor het Frühling aan zou vangen. Ik bleek dus aardig geluk te hebben, of Zwitsers getimed. Hoe je het noemen wilt. Het kwam er eigenlijk op neer dat deze schaatsbaan speciaal voor Nederlanders open werd gehouden en dat is toch wel sympathiek van ze. De Zwitsers zelf gaan liever skiën, daar zijn ze ook veel beter in. We hadden het ook nog even over het langlaufen, en gelukkig waren ze het met mij eens dat dat wél op schaatsen leek, maar heel wat anders was, en verschrikkelijk lastig. De opa’s stopten ermee. Ik ging door tot ik letterlijk door het ijs zakte doordat het zo zacht was geworden door de felle zon die erop stond. Het was wel bijzonder om met zulke temperaturen te schaatsen. Je kon bijna in je t-shirtje.
Omkleden deed ik op de tribune waar de vader met zijn zoontje, alsook zijn vrouw en nog twee kinderen én opa en oma zaten. Terwijl wij een broodje met hagelslag (van huis meegenomen natuurlijk) aten en calvinistisch zeiden, “dit is niet verkeerd zo in het zonnetje”, vertelde ik wat ik hier deed en daarop vertelde opa dat hij al dertig jaar z’n eigen brood bakte. Er komen altijd wel verhalen los als het over brood gaat, dat is wel leuk. Volgens deze mensen moest ik maar Zwitsers brood in Nederland gaan bakken. Opzich geen slecht idee.
In Davos wonen meer dan een dubbel aantal mensen dan in St. Moritz. Het is veel groter dan ik had verwacht en ook veel minder mooi dan St. Moritz. Het bestaat uit twee samengesmolten delen. Davos Platz en Davos Dorf. Ik liep van Platz via de Talstrasse naar Dorf. Daar deed ik wat aan window shopping omdat alles nu eenmaal – heel irritant – tussen de middag gesloten is. Aan het eind van de straat was er nog een bakkerij waar ik destijds ook al gesolliciteerd had en daar dronk ik een kop koffie. Rustig aan ging ik weer naar Platz. Ik nam dit keer de hohe promenade (hoge straat) en zweette mij een ongeluk. Wat was het hier warm, en wat was die hoge straat hoog. In Platz aangekomen liep ik door de Holsboerstrasse. Holsboer dacht ik, dat klinkt wel erg Nederlands. En dat is het ook. Ene meneer Holsboer heeft Davos namelijk op de kaart gezet als kuuroord; is eigenlijk de grondlegger van het fenomeen kuuroord in de bergen. Hij ging daar zelf zo’n honderd jaar geleden op aanraden van zijn dokter met zijn aan astma lijdende vrouw naar toe. De reis door de bergen die hemelsbreed helemaal niet zo lang was, duurde echter uren. Daartoe besloot hij als ondernemer een spoorweg aan te leggen en het begin van de Rathische Bahn was geboren. Een spoorlijn door het Alpenland die tegenwoordig op de Unesco World Heritage lijst staat. Er staat hier zelfs een standbeeld van deze meneer, die verdammte Hollanders ook altijd.
De winkels waren inmiddels weer open. Ik pastte nog een fleece-vest maar, mouwen te kort. Ook wilde ik bij een boekhandel nog een poster kopen. Een poster van Davos. Geschilderd, in de stijl van de ansichtkaart die veel van jullie aan het begin van mij reis ontvangen hebben. Ik heb er ook een van St. Moritz, 5 franken. Hier moest hij echter 30 franken opleveren. Dat was een aardige prijsstijging. Terwijl normaal geldt; hoe hoger je komt hoe duurder alles wordt. Ik heb bedankt.
De rode trein stond gereed. Zonder fluitje (heel vreemd) rolde hij uit het station, wederom de witte wereld in. Langs gehuchten waarvan je je afvraagt waarom daar mensen wonen. Ik had onlangs een boekje gekregen van collega Ivan. Hij is een Italiaanse Jehova getuige en omdat ik graag een beetje mag discussieren over het geloof (ook in het Italiaans) had hij, zoals het een Jehova betaamd, een boekje voor me meegenomen; What does the bible really teach, de interpretatie van de bijbel vanuit Jehova’s getuigens oogpunt. Maar ik wilde eigenlijk helemaal niet lezen, want telkens als ik vanuit het boek opkeek door het raam, zag ik zulk moois dat met geen duizend woorden beschreven kon worden... Ook niet in de bijbel.
Pferderennen
Het was eigenlijk veel te mooi weer om niet te gaan skiën, maar ik had een vrijkaartje gekregen voor de paardenraces op zondag van collega Patrick en ondanks dat ik de week ervoor een beetje over het hek had gekeken en het toen een beetje een aanfluiting vond, was ik van mening dat ik het niet kon maken om niet te gaan. Wie weet hoeveel moeite hij daarvoor gedaan had. Patrick zelf is vrijwilliger bij alle grote evenementen in en rond het dorp. Hij krijgt daarvoor meestal een mooie jas met daarop in dit geval White Turf. Elk jaar drie nieuwe jassen, zei hij trots. Ik vroeg hoeveel jassen hij wel niet nodig had en wat hij er mee deed, want ik zag ik hem altijd in een oude jas lopen. Ieder z’n hobby zullen we maar denken.
Bij de ingang liet ik mijn kaartje zien en liep door. Er was net een race met buggy’s aan de gang. Ik ben niet zo thuis in de paardenrenwereld, maar ik dacht dat die races een tiental ronden duurden, maar het is er maar één, hooguit twee. 1800 meter volgas. 12 PK denderend over de zestig centimeter dikke ijsvloer. Als de race afgelopen is stromen de tribunes leeg. Men gaat dan snel het geld dat zij zojuist gewonnen hebben innen, en-of een nieuwe wed maken. Ik kwam Patrick tegen en bedankte hem nogmaals voor het kaartje. Hij vertelde dat er dertienduizend mensen op het ijs waren (tot zover de cijfers) wat best veel is. De bel klonk, de volgende ronde. Nu geen wagentjes, maar – best spectaculair – skijöring. Op ski’s achter een paard hangen. Oorspronkelijk komt dat uit Noorwegen waar ze het achter een hond doen. Jöring betekend in het Noors rijden. Tegenwoording kan een auto of een motorfiets ook, als je maar voortgetrokken wordt. Halverwege de baan viel er een deelnemer en daardoor nog twee. We konden het niet goed zien, maar stel je voor dat er even zo’n zwaar beest met veertig kilometer per uur over je heen klapt. De paarden - die er toch allemaal wat gestressed uit zagen, misschien door de doping misschien door de drukte - hadden nu geen ‘bestuurders’ meer en sloegen op werkelijk op hol, en toen er eentje op het publiek afstormde onstond er lichte paniek. Het was al met al nog een aardige klus om ze weer te pakken te krijgen. Niet geheel zonder risico dus. Als je echter wint mag je jezelf een jaar lang Köning von Engadin noemen.
Tussen de races door gaat men naar het achterveld waar een bleus bandje de winterbleus speelde en waar koek en zopie verkocht wordt, oesters gegeten kunnen worden of men een auto kunt kopen van de hoofdsponsor met het net gewonnen geld; een mooie witte BMW. Of een Rolce Royce van een slordige drie ton. Of – daar zijn ze weer – en van de duizenden broodjes welke die ochtend gebakken waren door de bakkers van St. Moritz met daarop een bratwurst of iets anders onduidelijks. Natuurlijk werd er ook wat vage kunst verkocht voor astronomische bedragen. Wel bijzonder was een panorama schilderij van de race. Toen ik het nader bekeek, bleek het echter niet geschilderd, maar minitieus met herfst bladeren te zijn ingelegd. Drie jaar werk vertelde de man. Gekken werk, maar wel heel mooi.
Na een manche gaan de Pistenbully’s het ijs op, dit zijn sneeuwschuivers die pistes preparen en in dit geval dus de renbaan. Die dingen wegen toch zomaar een ton als je het mij vraagt en het ijs kraakte toch een beetje als zo’n ding langs reed. Maar als Hollander weet je, goed ijs kraakt. Ondertussen alweer de laatste ronde. Gelukkig, want ik begon ondanks de zonneschijn op mijn gezicht toch koude tengen te krijgen. Normaal neem ik altijd een thermoskan hete thee mee, maar dacht voor een keer, laat ik eens niet zo flauw doen en daar wat kopen. Ik nam een warme choco (6 franken) met slagroom. Voor de sahne moest ik 2 franken extra betalen terwijl hij zonder suiker was, húú! Volgende keer neem ik m’n eigen thee wel weer mee! Al met al toch een leuke happening die je – als je hier toch bent – zeker niet mag missen.
Carallios!
In het grote hotel aan de andere kant van het meer in St. Moritz Dorf dat ik zie als ik uit het keukenraam kijk, brandden voor het eerst dit seizoen alle lichtjes. Europa heeft vakantie, en men komt allemaal hier skiën. De productie van bolletjes is verdubbeld. Van een normale vijfduizend witte brötli naar een slordige tienduizend. En dat zijn dan alleen de bolletjes. Ondanks dat het volgens mij al enige tijd duidelijk was dat dit een heel drukke week zou gaan worden en chef normaliter alles weet, heeft hij het deze week toch niet echt Zwitsers ingepland. Een paar van de vaste krachten hebben extra dagen vrij, en Jan, een Duitser uit Dresden die ‘s winters in de bakkerij werkt was al bij zijn zomerbaan begonnen, heitzungtanks schoonmaken (een soort van olie tanks voor verwarming die alle huizen hier hebben). Jan was geen bakker maar wel een alles kunner. Hij was echter waanzining scheel waardoor het leek alsof we hem bij de rest van het zooitje moesten scharen, maar niks was minder waar. Hij sprak zelfs Russisch, geleerd op school ten tijde van de DDR. Had ik mij nooit gerealiseerd dat die mensen dat daar leerden. Hoe dan ook, al broodjes moeten wel allemaal op bakplaatjes gezet worden en gebakken worden. Daardoor heb ik deze week een best aantal stunden gemaakt. Ik word soms al capo duo genoemd. En ik weet niet zo goed of dat goed is, maar ik denk van wel. Soms moet chef twee met een stel Portugezen croissants maken. Het is bijzonder. De gesprekken overstemmen het geluid van de machines, en het gaat voornamelijk over geishas en carallios (vast verkeerd geschreven maar: hoeren en klootzakken). Die gasten zijn zo druk aan het praten dat ze gewoon vergeten te werken. En dan roep ik weer; “ Allora, non parla, lavorare per favore!”
Bij de skiliften dus ook drukte. Soms moest ik wel een paar minuten wachten. Zo verwend ben ik dus al geraakt. Dus ik ben maar een beetje beneden gebleven. Hoewel het ook wel leuk is, in de lift kwam ik weer wat Nederlanders tegen en een gesprekje is altijd wel leuk. Laatst zat ik naast een stel mensen en ik probeer altijd te raden wat voor taal ze spreken, maar dit was werkelijk onverstaanbaar; waren het Vlamingen.
Nog een dagje vrij gemaakt om mijn vijf minuten van beroemdheid een impuls te geven. Deze keer was het allemaal iets beter geregeld. We verzamelden bij een hotel en daar kregen we verdere instructies. We moesten naar een kerkje in S-chanf, een dorpje verderop. We gingen met de auto van de stiefvader van de Hongaar en eigenlijk voor het eerst zag ik wat meer van Zwitserland en dan vooral de lange vallei waarin ik leef. Onderweg kwamen we nog langs Zuoz, waarin ik in eerste instantie zou gaan werken, maar omdat ze mij alleen voor een heel jaar wilden aannemen had ik daar vanaf gezien. Aangezien dat skigebied maar twee liften telt, geen slechte beslissing geweest. In S-chanf hebben we vervolgens tot na het middaguur zitten wachten tot er iets zou gebeuren. Dat was niet erg. Ik heb Hongaars boter kaas en eieren gespeeld, een poging gedaan tot het begrijpen van een Italiaans rekenspelletje en wat gechilled met een Aussie. Er was ook een vrouw uit Indonesië die hier op vakantie was, zo begreep ik. Zij had speciaal een jurk gehuurd, dat leek mij wat overdreven. Toen ze de jurk nog niet aan had kon ik nog wat met haar praten. Maar nadat ze zich omgekleed had zag zij eruit als een getinte Heidi en haar borsten zaten ongeveer in haar nek waardoor het onmogelijk was om er niet naar te kijken. Dus heb ik verdere conversaties afgehouden. Na de lunch met enkele van die tienduizenden bolletjes van Bäckerei Bad moesten we in een kerk gaan zitten waar zich (alweer) een huwelijk voltrok tussen een hele oude vrouw en een iets jongere man. De ceremonie werd wederom verstoord. Drie mannen kwamen de kerk binnen om het huwelijk te voorkomen, maar het bleek dat zij in de verkeerde kerk waren. Wij moesten weer allen verbaasd omkijken. En dat een keer of twintig. Ik zat echter naast een van de actrices in de verwarmde kerkbanken en nu kon het natuurlijk niet meer missen dat ik in de film kom. In december komt de film uit, dus dan gaan we met z’n alle naar de bioscoop!
Deze week is ook Samuel getrouwd met zijn beeldschone Eritreaanse. Volgens de chef was het nicht genau richtig maar ik geloof werkelijk in de oprechtheid van deze man. Ik ben van mening dat als alle mensen in Afrika maar half zo slim en aardig waren als hij dat daar geen problemen zouden zijn. Die mensen willen gewoon een toekomst, en ze grijpen die als ze de kans krijgen. Bravo! Een van zijn broers was zelfs uit Amerika overgekomen. Deze was een stuk kleiner maar ook een stuk dikker. Hij had zich moeiteloos aan de Amerikaanse maten aangepast. Nu geurt het huis elke avond naar Afrikaanse gerechten terwijl het buiten sneeuwt.
Temperaturen worden ook wat aangenamer. Soms is het al zo warm dat ik de schaduw opzoek. Maar ook nog regelmatig uitschieters tot minus twintig. Als ik dan aan het wandelen ben dan reageerd door de koude mijn telefoon heel langzaam en is de camera van de batterij heel snel leeg. En als ik mij een paar dagen niet geschoren heb, dan worden de haartjes wit van het bevroren vocht waardoor ik eruit kom te zien als een soort Yeti.
Pazzo!
Uiteindelijk is het er dan van gekomen. Ik heb een les genomen. En ik had dat natuurlijk veel eerder moeten doen. Het zou de beste skidag sinds ik hier ben worden. Het weerbericht op de website van St. Moritz gaf een geel zonnetje aan op de dag dat ik vrij was en ik keek er naar uit. Er ging geen wekker maar ik werd precies om zeven uur wakker. Alles ging automatisch en na eerst een opwarm rondje rond het meer zat ik even later in de lift, nog wat te dromen. Het was kraakhelder, de eerste zonnestralen vanuit het Italië beschenen de hoogste toppen. Het zou niet lang meer duren of de primaire kleuren van deze dag zouden geel blauw en wit worden. En een klein beetje rood, van de jas van de maestro. In het volgende liftje had ik een gezellig gesprekje met een Zweedse ski instructrice. Ik zei haar; heute kein slechte tag zum arbeiten. Ze zei, hier is het nooit een slechte dag om te werken. Daarna ging ik naar de skischool en ik kon mee met een klasje van zes personen die er al een dag op hadden zitten. Het verdelen van de groep in twee gradaties ging weer erg Italiaans maar uiteindelijk zat iedereen op z’n plek. Alle mede cursisten kwamen uit Europa; Duitsers, Zwitsers een stel Engelsen en twee Italianen. Ik raakte aan de praat met een Engelse en zij roemde mijn nette Engelse accent. Ik zei haar dat dat dan toch een kiwi accent moest zijn. Het bleek weer eens een kleine wereld, ze was zelf opgegroeid in Wellington, the windy city. (Hoofdstad Nieuw Zeeland). Zonder opscheppen was ik natuurlijk de beste uit de groep, maar het zou ook een kleine schande geweest zijn al was dat niet zo, want ik was hier tenslotte al twee maanden. Daardoor dacht ik in het begin, dit is wel gezellig, maar verder vrij nutteloos. Maar later kreeg iedereen wat individuele aandacht van meastro Martinello en was het toch nog heel leerzaam. Ik deed het aardig, maar er viel nog genoeg te leren, en daar was ik wel blij om.
In eerste instantie dacht ik alleen de ochtend te gaan en de rest van de dag lekker zelf op pad te gaan, maar toen er werd voorgesteld om met z’n alle wat te gaan eten leek mij dat na enige overpeinzing toch ook wel gezellig. Ik bleek geen contant geld in mijn portemonnee te hebben, maar een Berliner uit Zürich wilde graag voor mij betalen, dat was erg vriendelijk. Als zeeleeuwen aan de kust warmden we ons aan de zon. Het was nog maar februari, maar je kon in je t-shirtje rondlopen. Iedereen kwam weer op krachten en de les werd vervolgd. We gingen naar het hoogste punt van het gebied en zagen vanuit de gondel een steenbok, wat best bijzonder is. Hij stond statig op een uitstekend stuk rots en keek trots neer op zijn territorium. Boven namen we even tijd voor het uitzicht en vertelde Martinello nog wat over in welke richting Italië lag en Ollanda en welke bergtop het hoogste was. De rest van de middag nog wat geschaafd aan de techniek, en aan het einde zelfs een stukje off-piste gegaan, waarbij we de twee Italianen natuurlijk kwijt raakte. Het bleek te zwaar voor ze, en eentje was weer naar de piste aan het klimmen. Dit zag er werkelijk uit als een gewonde zeeleeuw die op het droge probeerd te komen. Aandoenelijk was het. Alleen terug naar huis skiënd ging het beter dan ooit tevoren ondanks de vermoeidheid in mijn benen. Beneden tikte ik een half litertje bier weg en rookte een sigaretje en genoot nog wat van de laatste zonnestralen.
Thuis zat ik met de nieuwe huisgenote die beneden in het café werkt in de keuken. Ze had als Italiaanse natuurlijk commentaar op de manier waarop ik mijn pasta kookte. Met mijn beste Italiaans voerde ik een gesprekje met haar, en ik stond er verstelt van hoe goed dat ging. Als iemand een beetje geduld heeft en duidelijk spreekt kom je een heel eind. Ik weet toch al wel heel wat woordjes. Ze vroeg of het leven in Nederland slecht was, omdat ik hier was. Maar Nederland had natuurlijk geen bergen vertelde ik haar. Ik vroeg of ze niet moest werken vanavond. Maar nee, ze was malata (ziek). Un Raffreddore, verkouden. Even later kwam de Portugees binnen die ik eerder die middag onderweg naar de supermarkt in de kroeg had zien zitten. Hij vroeg of zij een biertje wilde, dat wilde ze wel. Dat vond ik toch wel wat wonderlijk. Maar dat was goed voor haar keel. Ik kan erover blijven schrijven, wat een bijzondere types hier rond lopen. Deze vrouw is namelijk zo mager dat ik haar als skistok zou kunnen gebruiken. Ik had laatst trouwens bijna een nieuwe ski stok nodig omdat ik van achter onderuit geskied werd door een – natuurlijk – een Italiaan, en net als in het verkeer is de achteropkomende altijd fout. Dat deed er niet toe, ik werd toch uitgemaakt voor d’avonculo wat zoiets als kontgat betekend. Mijn stok was krom als een hoepel maar ik kon hem gelukkig terug buigen. Hoe dan ook, even later kwam ik terug om de afwas te doen en toen zaten ze samen een joint te roken. Malata? Pazzo! zul je bedoelen... (gestoord)
De held van St. Moritz
Het sneeuwt. Voor het eerst in zeker drie weken vallen er weer witte kristallen uit de hemel, en het werd tijd. Pistes veranderden langzaam in ijsplaten en de bomen en straten waren niet meer voorzien van een laagje wit, wat teniet doet aan het romantische plaatje. Toen ik nog in Nederland was, en met vrienden fantaseerde over het leven in de bergen, zeiden zij, die een seizoen een chalet hadden gerund in Oostenrijk; het is zo bijzonder als het ‘s nachts gesneeuwd heeft en je ‘s ochtends wakker wordt. Alles wit, alle geluiden gedempt. Buiten het feit dat ik vaak ‘s ochtends niet wakker word – omdat ik al wakker ben – worden de mensen in St. Moritz gewekt door zware bulldozers op dikke sneeuwkettingen die de grond schoon schrapen, en daarbij graag een stukje aardkorst meenemen. Net als dat ik in Nieuw Zeeland wel eens blij werd als het regende, zo wordt ik hier ook niet bedroeft van sneeuw. Het geeft me wat rust. Regen of sneeuw is het beste excuus om een dagje niks te doen. Het geeft niet, je mist niks. Andere mensen geeft het juist wel wat te doen, de helden van St. Moritz, zoals ik ze graag noem. De mannen in oranje hesjes die met een kruiwagen en een schep de straten schoon houden. Er loopt hier overigens een bepaalde groep van deze mannen rond die van dezelfde lichting komen als de koe liefhebber in de bakkerij. Het laatste verhaal dat de ronde doet is trouwens dat hij als kind zo afgelegen woonde, dat toen hij ziek was ze hem naar de dierenarts moesten brengen. De rest laat zich raden.
Mijn benen hadden rust nodig. Rust van het sleeën. Er is hier namelijk één berg speciaal voor sleeën. En niet voor bobsleeën, maar voor sleeën zoals wij die kennen in Nederland. Sleeën van hout. Als ik uit het raam kijk in de keuken kijk ik tegen de berg aan met deze Schlittelweg. Maar het was er nog niet van gekomen om er een keer vanaf te glijden. Met een treintje naar boven waar je een prachtig panorama krijgt te zien van de hele Engadin. Daar dacht ik ook een slee te kunnen huren, maar het bleek dat je dat beneden moest doen. Moest ik dus eerst weer in het treintje dat als een slak omhoog en omlaag kroop over de bergwand om een slee te halen. Afijn, uiteindelijk met slee en helm boven op de berg, en daar me in het diepe gestort. Vijf kilometer lang, zevenhonderd meter hoogte verschil. Ik had vroeger wel gesleed, van het taluut van de busbaan. Er is daar nog eens een filmpje opgenomen voor My funniest home video overigens. Maar daar was het alleen recht naar beneden, hier moest je sturen, scherpe bochten maken, maar hoe stuur je? Met je voeten! En ik voelde het al toen ik de eerste keer beneden was in mijn lies. Hier ga ik spierpijn van krijgen. Desalniettemin tof.
De volgende dag kon ik amper nog lopen, maar als je eenmaal in beweging bent gaat het wel. Ik wandelde naar Silvaplana waar ik Axel types met een snowboard zag kite-boarden op de laag sneeuw van het meer (kite = vlieger). Ik zag weer een hoop langlaufers zwierig over de brede loipes zoeven alsof ze zweefden zonder weerstand, maar ik wist beter. Hier in het kanton (provincie) Graubunden spreekt men officieel vier talen. Duits, Italiaans, Retro-Romaans en Frans. Waarvan de laatste hier alleen door een enkele verdwaalde Portugees. Dit kan echter soms voor wat verwarring zorgen. Want woon ik nou in de Badstrasse, of in Via dal Bagn? Er is een constante strijd gaande tussen taalpuristen, wat niet tot een eenduidig beleid leidt. Op wegwijsbordjes kun je bijvoorbeeld naar St. Moritz lopen, of naar San Murrezan. Dat is nog wel te begrijpen, maar Celerina, en Schlarigna, dat maakt nog al een verschil, terwijl het dus dezelfde plaats is. Ik kwam een jager tegen die opzoek was naar een gewond hert. Hij had een groot geweer bij zich en een overactieve hond en vroeg of ik toevallig iets gezien had, maar het enige wild dat ik hier zie zijn knabbel en babbel.
Deze week is de White Turf aan. Turf is een woord uit de paardenrenwereld, en betekend vrij vertaald denk ik gras. En hier is het op de sneeuw, dus wit gras. Veel mensen die hun geld komen vergokken dus. In Samedan, waar het vliegveld is, werkt de zoon van de vroegere schoolvriendin van mijn moeder, en ik was daar een keer langs gegaan, maar hij was er natuurlijk op dat moment niet. Er landde toevallig net een kleine jet en terwijl die naar van de baan taxiede reed er een grote zwarte Mercedes het platform op. Deze parkeerde zijn auto bij de deur van het vliegtuig en toverde een kleine rode loper tevoorschijn welke hij voor de inmiddels naar beneden gelaten vliegtuigtrap legde en netjes recht plooide. Met enig ongeloof nam ik het schouwspel waar. Ineens kwam er iets harigs door het gat van de deur. Wat zou het zijn, wat zal het wezen. Het bleek een vrouw met pelsmantel en daarachter kwam haar man. Ze stapten in de stalen slee, de deuren sloten, de ramen verduisterden en ze schoten het vliegveld af. Daarna liep ik weer terug naar Samedan. Lopen, want er ging geen bus. Ik had bij het station gevraagd waarom er geen bus naar het vliegveld ging, dat leek mij toch enigzins logisch, maar mensen die hier met het vliegtuig aankomen, die gaan niet in de bus zitten, dat was natuurlijk veel logischer...
Ein verreckte tag
Ik had weer eens een keer met “hang lose” Axel afgesproken om een ochtendje te gaan skiën. Hij was vrij die dag, ik zou na het werk komen. Gister kon ik vroeg naar huis, en vandaag moest ik langer blijven. Toen ik hem een berichtje stuurde of we nog gingen zei hij dat hij al boven was maar al bijna weer naar beneden ging omdat hij nog moest werken. Dus nam ik rustig de tijd en nam ik de lift naar boven. De vervolg lift was buiten bedrijf dus moest ik een andere lift nemen en een omweg nemen om bij het centrale punt van het gebied te komen. Daar is de ski-school en een shop en een werkplaats. Het werd na iets meer dan een maand tijd voor wat onderhoud aan mijn ski’s. Die moeten soms geslepen en gewaxed worden. Dat kun je hier op elke hoek van de straat doen, maar Axel had mij aangeraden om het daar te doen, bij een meneer die Urs heette. En als ik hem dan de groeten zou doen van Axel dan zou hij extra z’n best doen. Deze Urs was vandaag uiteraard vrij. Maar ik was er nu toch dus gaf ik m’n ski’s aan een beetje poppi-jopie figuur met lang naar achter gekamd glad haar. Binnen twintig minuutjes zouden ze al klaar zijn. Dat is best een snelle service. Ik ging ondertussen een kop koffie drinken in het restaurant. Hier moest ik erg lang op wachten en daarna nog fr. 4,50 betalen ook. Omdat ik inmiddels wel weet dat twintig minuten niet altijd twintig minuten zijn dronk ik de koffie langzaam op en staarde ik wat in de achter de bar liggende keuken waar koks druk bezig waren. Bijna had ik in Oostenrijk nog in zo’n bergrestaurant gewerkt. Maar omdat men verwachtte dat ik alleen voor een solicitatie gesprek elfhonderd kilometer heen en elfhonderd kilometer terug zou rijden had ik daar vanaf gezien. Ik kwam er hier achter dat ik dat achteraf geen slechte beslissing vond. Ik trok m’n jas weer aan en smeet m’n per ongeluk m’n helm op de grond. Aangekomen in de werkplaats waren m’n ski’s nog niet klaar en de man vroeg welke ski’s ik ook alweer halen kwam. Die weisse von HEAD. Hij haalde ze snel langs het waxapparaat en ging er toen nog met een borstel een beetje halfslachtig overheen. Ik kon daar nou niet echt tevreden over zijn. Zo afraffelen kon ik zelf ook wel. Heel goed zelfs, waarschijnlijk wel beter. Maar de kanten waren netjes geslepen en ik legde 60 franken neer. Wat ik ook weer best veel geld vond. Ik geloofde er niet zo in, dat waxen, en ondanks dat de berg waarop ik me bevond in een wolk waaruit sneeuw viel was verdwenen nam ik toch een liftje omhoog om te kijken of ik verschil merkte. In de ski-lift zat ik naast een Engelsman, en op de achterkant van het liftje dat voor ons in de lucht danste stond iets met “goose bumps”. Ik wist niet wat dat waren en kon het ook niet opmaken uit de zin. Ik vroeg het en het bleek kippenvel te zijn. “So you learned something today” zei hij.
Bij het naar beneden gaan merkte ik wel degelijk verschil. Best veel ook. Maar blijkbaar steeg het een beetje naar m’n kop want op een steil stuk verloor ik controle en ging ik redelijk hard onderuit waar ik m’n knie en mijn duim bezeerde en een van de ski’s verloor die 100 meter verder pas stopte met glijden zodat ik op mijn kont de berg af moest om hem te halen. Ik kreeg daar toch niet echt goose bumps van. En de ski's konden gelijk weer terug naar de werkplaats. Ik besloot resoluut, vandaag heb ik genoeg geleerd. Het weer is slecht ik zie geen bal, ik ga naar huis. Op weg naar beneden ging ik eerst verkeerd waardoor ik nog een keer een stuk omhoog moest met een lift. Toen skiede ik toevallig langs de filmset. Ze waren op de berg aan het filmen. De assistent assistent stond achter de camera. Ik dacht leuk, ik vraag of ze morgen misschien nog mensen nodig hebben. Maar ik werd vriendelijk doch dringend stil te zijn en weg te gaan. Bij de bus aangekomen drukte ik op de knop om de deur te openen en toen reed de bus weg. Tien minuten later gleed ik bijna op m’n bakkes op de ijzige laag die op de weg ligt toen ik de bus instapte. Thuis klikte ik het licht aan en de lamp sprong kapot (echt!) en daartoe maaide ik alles van het bureau toen ik het gordijn wilde openen. Ik moest wassen en keek of er nog muntstukken van 1 frank in m’n portemonnee zaten maar dat was niet zo. Toen ik gewisseld had bleek de wasmachine bezet en toen hij uitgedraaid was en ik de trommel vulde was – oja het wasmiddel op. Degene die het internet signaal uitzend was vandaag ook niet thuis. En terwijl ik m’n tong vebrandde aan hete thee keek ik naar buiten en zag ik een stralende lucht die de rest van de dag stralend bleef.
Zo kunnen sommige dagen aardig gaar zijn. Gelukkig kon ik na het eerst schrijven en vervolgens terug lezen van dit verhaaltje alweer lachen en wandelde ik een rondje met de zon in m’n pan. Daarna dronk ik een glas melk en stootte ik nog m'n favoriete Zwitserse mok van tafel, en daar was deze mok van Swiss Quality niet tegen bestand. Daarbij duurde mijn middagdutje later die dag nog een uur te lang waardoor ik te laat was om boodschappen te doen. Zelfs slapen ging mis. Ik had natuurlijk wel trek, maar iets als een patatkraam, dat kennen ze hier niet. Gelukkig had ik nog brood, en brood, kan altijd!
Chef de backblech
De tweeling is weer terug van vakantie, drukte neemt weer toe en Emanuele was zondag voor het laatst. Hij gaat in Italië een cursus volgen voor banketbakker. Ik hoop voor hem dat hij daar wat minder bier gaat drinken. Soms kwam ik namelijk na het werk ‘s ochtends thuis, en dan zat hij in de keuken een biertje te drinken. Anders kon ie niet slapen. Dat leek mij toch niet helemaal gezond. Ze lusten er hier allemaal wel wat van. De Portugees drinkt wijn bij de lunch alsof het melk is. En het zijn allemaal grote jongens, maar om hun troep op te ruimen zijn ze nog te klein. Een andere meneer, de opa van de bakkerij genoemd omdat hij er het langst (meer dan 30 jaar) werkt van iedereen draagt nog wel trots een 20 jaar oud shirtje van een ski-kampioenschap in Davos waar hij aan mee deed, maar te zien aan zijn bierbuik heeft hij al een aantal jaar niet veel meer gedaan dan aan de toog hangen. Omdat Emanuele zijn laatste dagen hier had, was er een feestje in de keuken. Opa Luciano die normaal ingetogen is had de grootste mond. En tewijl zijn veel jongere vrouw en zijn nog veel jongere dochter thuis met de lunch wachtten liet hij zich hier vol lopen. Een voor mij onbekende Italiaan hoorde dat ik uit Nederland kwam en liet mij trots een doosje van blik zien waar een condoom uit zat die in Nederland gefabriceerd was. Ik ben misschien ook een opa aan het worden, want ik deed niet mee met het drinkfestijn. Toen ik een paar uur later de keuken in kwam lagen er overal flesjes bier en de grond was een slagveld van de wijn uit karton. Het was alsof er iemand vermoord was. Iemand met paars bloed dan wel te verstaan. Ik heb mij al aangepast, ik loop daar gewoon omheen. Geen probleem.
De volgende dag kwam toevallig de schoonmaakster een lap door het huis halen. Zij had een aardige kluif aan de keuken. Het mooie vond ik dan wel weer dat de schoonmaakster de vrouw is van de bakkerij nonno. Zo stond zij dus als nog de rotzooi van haar man op te ruimen. Nu is de keuken echter netjes en de dronkeman is terug naar Italië, dus dat gelal is voorbij.
De afgelopen week moest ik zoals vertelt in het vorige verhaaltje de degen maken in de avond. Dit wordt door de meeste ervaren als vervelend, ik doe het graag. Heerlijk rustig in m’n eentje een beetje met meel en water spelen. Bijkomend voordeel vind ik dat ik ‘s ochtends wat eerder naar huis kan en zo een langere dag heb. Want die uren in de avond zijn wat mij betreft toch nutteloos, dan kan er niet geskied worden. Dan werk ik liever.
Ik ben nog niet zo goed dat ik het zout over de pretzels mag strooien. En ook mijn idee om de notentaarten te strijken met ei werd netjes verworpen. Het gaat zo, en niet anders, dat is een beetje de regel hier, en dat moet ook wel, met al die mafkezen. Doch ben ik inmiddels gepromoveerd tot Chef de backblech (chef van de bakplaatjes). En het heeft even geduurd, maar over het algemeen doet iedereen normaal. De halve gare die altijd over zijn koeien praat heb ik vriendelijk doch dringend gezegd dat hij nu toch weer in de bakkerij was met mensen en niet in de stal met zijn anderehalve meter hoge (?!?) koeien. Samuel de Afrikaan die een beetje hetzelfde probleem had, heeft Irma vertelt dat hij uit Afrika komt, en dat African people very dangerous zijn. Ik vroeg hem waarom hij dat gezegd had. Ging hij haar in een pan doen en daarom heen dansen voordat hij haar op zou eten? Zoiets. Mopelde hij.
Deze week is de Portugees aan de beurt om de degen te maken. Dit is niet très difficile maar ik was blij dat ik vorige maand alles voor mijzelf netjes had opgeschreven zodat ik kon terug kijken hoe het ook al weer was. De één na laatste dag stelde ik voor bij de chef of het misschien een goed idee was om de Portugees nog een keer mee te laten kijken met mij. Ik had er spijt van op het moment dat ik het zei. Hij vond het een goed idee, en zo stond ik de volgende avond in mijn beste Frans gemixed met wat Italiaans aanwijzingen te geven. Op een gegeven moment hoorde ik kalm; “Tim, troppo di aqua, troppo di aqua.” “Le bouton orange!!” (de oranje stop knop) Schreeuwde ik. Er moest 5 liter in de deegkuip, en toen ik aangerend kwam zat er al 25 in. “Va bene?” Vroeg hij. “Non van bene, troppo di aqua!” (Gaat het goed? Nee het gaat niet goed er zit teveel water in!) Gelukkig konden we het er met een litersmaat uithozen en viel de schade mee. Zelf had ik ondertussen de meelsilo klep open laten staan tijdens het tappen. Waardoor het binnen harder begon te sneeuwen dan buiten...
Merde!
Ein paar bilden
A natale mi sposo!
Of ik in een film wilde meespelen? Natuurlijk, waarom niet?
Het verhaal is als volgt, er wordt hier een film opgenomen en daar hebben ze figuranten voor nodig. En omdat St. Moritz maar een klein plaatsje is, moeten ze overal leuren voor mensen. Omdat de chef iedereen kent, en iedereen ook de chef kent waren ze in contact gekomen. Zodoende had hij mij en de Hongaar gevraagd of wij dat wilden. We mochten er wat vroeger voor van het werk gaan, dat was geen probleem. De chef zelf had het toen hij jonger was ook eens gedaan en het leek hem leuk voor ons.
Ik had contact opgenomen met degene die de figuranten regelde. Aan de telefoon moest ik m’n naam spellen. “das van dhalen, das verstehe ich nicht”. Ik zei; “genau so wie Von Braun aber mit einen a und ohne h!” Ze vroeg verder nog of ik zwarte nette kleding had. Wel zwart, niet net. En of ik kon eislaufen. Eislaufen? Ja sicher, ich bin sehr gut, ich bin aus Holland! En of ik dan ook schaatsen had toevallig, ook dat had ik.
Zo toog ik de volgende morgen na het werk in de stralende ochtendzon, samen met Szilárd (de Hongaar) die op het laatste moment toch mee ging, naar de kleine kunstijsbaan in het dorp. We waren precies op tijd, en de meeste mensen waren er al. Er lag een berg met ijshockey schaatsen voor mensen die zelf geen schaatsen hadden en er werd druk gepast. Daarna liepen we naar een leegstaand hotel even verderop waar ons het een en ander werd uitgelegd. A natale mi sposo! Betekend in het Nederlands, Met kerst ga ik trouwen! De huwelijks voltrekking vond plaats op het ijs, met een schaatsende bruid en bruidegom, schaatsende bruidsmeisjes en een schaatsende priester aan een glijdend altaar. En schaatsende toeschouwers dus. De film is Italian made, wat zoveel betekende als heel veel wachten. Of zoals Spanjaarden manãna, manãna zeggen, Italianen domani, domani zeggen.
We liepen weer terug naar de ijsbaan en trokken onze schaatsen aan en begaven ons op het ijs. Szilárd had nog nooit in zijn leven schaatsen aangehad maar ijshockeyschaatsijzers zijn zo breed als de banden van een vrachtwagen en dus hij bleef aardig staan. We stonden aan een tafeltje met nep bloemen en nep drank. De zon was wel echt en daar waren we blij om, want het was best koud. In de eerste scene schaatste het trouwend gezelschap van de ene naar de andere kant. Daarbij viel eerst de priester, en daarna kwam een van de bruidsmeisjes in de sluier van de bruid terecht. Tel daar alle keren bij op dat er iets anders niet goed was en de zon ineens achter een dikke laag bewolking verdween en daarbij de temperatuur deed zakken tot ver onder nul. Later begon het zelfs ook nog eens hevig te sneeuwen en tegen het middaguur was iedereen wit van de kou, met bevroren tenen, bevroren nepdrank en bevroren nepbloemen. Ik vroeg mij af waarom ik in hemelsnaam niet mijn warme overschoenen had meegenomen uit Nederland. In de laatste scene voor de pauze was de priester bezig met ‘de vraag’, terwijl er ergens achterin een telefoon ging. Dan moesten wij allen geïrriteerd omkijken, en in vervolgens zien dat het ‘oh, een Italiaan, natuurlijk’ is wiens telefoon gaat, en het hoofd nee-schuddend weer naar de voltrekking terug draaien.
Toen mochten we eindelijk terug naar het leegstaande hotel waar een catering bedrijf een maaltijd voor ons bereid had en er verse koffie gedronken kon worden. Maar nog voordat m’n tenen volledig opgewarmd waren moesten we alweer aan de slag. Nu werd hetzelfde gefilmd maar dan vanuit een andere hoek en het is natuurlijk heel belangrijk dat iedereen er hetzelfde uitziet en op dezelfde plek staat. Maar omdat het zo koud was geworden hadden velen een muts op gezet, en dezelfde plek terug vinden bleek ook moeilijk.
Het was allemaal heel typisch. De regisseur was een klein mannetje met rood aangelopen hoofd die op ontploffen stond, de cameraman was een grote schreeuwlelijk en dan was er nog een assisent regisseur en twee assistent assistent regisseuren die in ‘het veld’ stonden en met behulp van oortjes iedereen in de juiste positie moesten brengen. Het bleek door de kou en het gladde ijs voor heel veel mensen vrij moeilijk om stil te blijven staan. Stonden we allemaal, moest er weer iemand een beetje naar links of naar voren. De acteurs waren volgens het informatie blad famosi attori Italiani (bekende Italiaanse acteurs) maar mij zeiden die mensen natuurlijk helemaal niks en zo zie je maar hoe relatief beroemd zijn is.
Het was best komisch zoals het allemaal ging en het was maar goed dat er wat te lachen viel want de tenen waren wederom veranderd in ijsklompjes. Ik was de enige op Eisschnelllauf-Schlittschuhe (noren) en om warm te blijven schaatste ik wat rondjes waarin ik enige bewondering genoot.
Veel later dan beloofd was het eindelijk voorbij. Toen ging men nog op z’n Italiaans een selecte groep mensen voor de volgende dag uitkiezen en daarna werd er betaald. Want het was natuurlijk niet voor niks, en ondanks de ziekenhuiskosten voor de amputatie van mijn tenen vond ik 180 franken voor een dag niks doen best veel geld. En ondanks dat het best gezellig was met alle tijdelijke werkeloze ski-leraren waaruit de rest van de figuranten voornamelijk bestond vond ik het ook best zonde van m’n tijd. Het betalen ging overigens zo rommelig dat ik er van overtuigd was dat sommige mensen dubbel betaald kregen. En dan was dit nog maar het noorden van Italië! Ik leerde ook nog een paar nieuwe Italiaanse woordjes; ATTENZIONE! POSIZIONE! MOTORI! STOP!
Na afloop dronken de Hongaar en ik nog een biertje. Ik leerde proost in het Hongaars maar ben het gelijk weer vergeten, een onmogelijke taal, dat is het. (Het lijkt een beetje op Fins maar dat spreek ik ook niet). Nu was ik best moe, maar de dag was nog niet voorbij. Een week per maand moet een van de bakkers de brooddegen voorbereiden in de avond. Deze week was ik aan de beurt en zodoende kon ik gelijk door. Toen dat klaar was en ik thuis een warme douche nam leek het alsof m’n gezicht verbrand was, zo heet werd het, maar het was de kou. Het was een heerlijk gevoel, ik sliep als een roos en was blij dat ik de volgende dag vrij was.
Hoogtestage
Ik kon m’n bed amper uit komen. Ik had goede excusen, het was klote weer, ik was vrij, ik had die nacht beroerd geslapen. Na wat hangen raapte ik mijzelf toch op. Deed mijn oefeningen en maakte een wandeling. Het is waar, van dingen doen krijg je energie. Het mooie is ook, dat je daarna, als je lekker gaat zitten met een kop thee en een koekje, je niet schuldig voelt. Terwijl anders misschien de dag bestaan had uit hangen, internetten en eten. Nu had ik meer dan twee uur berg op berg af door de sneeuw geploeterd. Het zweet stond op m’n rug. Ik had mijn gedachtes de vrije loop gelaten. Frisse lucht in je kop.En was het weer nu zo slecht? Dat viel ook nog wel mee.
Dit stukje schreef ik vorige week in mijn ‘spinsels’. Een documentje waar ik gedachtes neer schrijf, die ik later nog eens kan gebruiken voor een verhaaltje. Mijn hoofd is namelijk een zeef, als ik dingen niet opschrijf, lossen ze op.
Het is de hele week mooi weer geweest. De voorrondes van de wereldkampioenschappen skiën voor vrouwen was hier op de berg. Niks van gezien, was te laat. Maar dit weekend een herkansing, de heren mogen ook. De palen waar de kabels voor de ski-liftjes aan bevestigd zijn hebben luidsprekers. De zon scheen, het was rustig, en Toto schalde over de pistes. Het was voor het eerst dat er geluid uit de boxjes kwam. De liftbediendes moesten ook een goede dag hebben dacht ik zo. Ik wil al de hele tijd een skiles nemen. Maar het liefst op m’n vrije dag, lekker vroeg in de ochtend. Ik had eigenlijk geen idee hoe dat ging, moest je daarvoor een afspraak maken? Nee, het was zo rustig dat ik als ik wilde gewoon naar het kantoortje kon gaan. Ideaal. Zo nam ik mijzelf voor vandaag - mijn vrije dag - een les te nemen.
Als je bijna zes dagen per week om een uur of 1 of 2 uur ‘s nachts opstaat, dan slaap je de dag dat je vrij bent beroerd. Wordt je ook om 2 uur wakker, en lig je de uren daarna in een soort halfslaap te woelen. Niet echt gezond. Ik stel het op de klok kijken zo lang mogelijk uit, maar op een gegeven moment word de nieuwschierigheid mij te groot en voel ik mij of uitgeslapen, of moe. Vannochtend was het rond vieren, maar ik kreeg er nog tweeëneenhalve bij. Zei het een beetje half.
Zo liep ik in de ochtendschemer mijn rondje rond het meer. Het sneeuwde, de les zou het niet worden, het mocht niet zo zijn. Opeens besloot ik te gaan rennen. Dat was gek, ik houd namelijk niet van rennen. Ik doe in mijn leven alles al te snel, om dan ook nog te gaan rennen, dan zou ik helemaal nooit oud worden. Ik ben meer van de filosofie van Midas Dekkers, sporten is ongezond. Met normaal bewegen blijf je in prima conditie en als iedereen dat zou doen kunnen alle sportscholen hun deuren sluiten. Ik werk niet achter een buro, maar met taai deeg achter een gloeiende oven. Dus ik kreeg genoeg beweging. Maar of dat werken nu zo gezond is voor je lichaam. Het vroegst wat ik mij kan herinneren over rugpijn gaat terug tot de tijd dat ik nog op de vliegtuigmonteur school zat. Waar wij in het begin scheve blokjes staal recht moesten vijlen aan een werkbank. Dat is bijna tien jaar terug. Vooral het laatste jaar in Haarlem kreeg ik echter steeds meer last. Werken gaat dan nog wel, maar thuis weet je niet meer hoe je op een stoel moet zitten.
Was ik echt zo sportief als ik mijzelf voorhield? Het is ook niet eerlijk, ik word van niks dik. Dat is dus geen maatstaf voor mij. In de zomer fietste ik wel van Haarlem naar Almere. Bij Halfweg dacht ik dan wel eens, ik zou eens op m’n ademhaling moeten gaan letten. Maar ik wuifde het weg, dat komt volgende keer wel. Had ik nog 50 kilometer te gaan. Het mensenlijk brein zit raar in elkaar. De laatste herfst en wintermaanden natuurlijk wel veel geschaatst. Zo slecht was het ook weer niet gesteld.
Pas in de laatste maand had ik er schoon genoeg van, er moest iets gebeuren, anders zou ik die paar maanden Zwitserland niet doorkomen. Eerst wilde ik naar de kraker, maar dat werd mij afgeraden door mijn vriendinnetje. De fysiotherapeut was een beter plan. En ze had natuurlijk gelijk. Zo’n kraker kan je dan van acute pijn afhelpen, hij kan niet in twee sessies rechtzetten wat in 25 jaar scheef gegroeid is. Daarvoor moet je trainen, trainen en trainen. Ondanks dat ik hooguit tien keer geweest ben heb ik er toch veel aan gehad. Net als de blauwe maandag dat ik Caipoeira heb beoefend met Wouter in een suffe sporthal in Amsterdam-Zuid.
In de bakkerij in Zwitserland zijn alle werkbanken te laag. En als je daar elke dag 100 stokbroden aan moet rollen, dan word dat op een gegeven moment heel onprettig. De lol gaat er aardig af, als je bij elk bakplaatje niet weet hoe je staan moet. Het was dus maar goed dat ik wist wat ik fout deed in mijn leven. Het eerste is dat ik niet rechtop kan staan; mijn rug loopt als een soort boomerang, en de tweede, misschien nog wel belangrijker; ik adem verkeerd. Zoals overigens de meeste mensen. Door iets door m’n knieën te gaan, mijn bekken te kantelen en daarbij mijn buikspieren aan te spannen, onlast ik mijn rug. Hier moet je echter aan blijven denken. Want een seconde nadat ik mijzelf herstelt hebt, sta ik alweer scheef. Het is dus iets waar ik mij constant op moet concentreren, en ik ben bang dat het heel lang gaat duren.
Ik ben hier dus vooral met mijn lichaam bezig, en soms begrijp ik er ook helemaal niks van. Ren ik de trap op, ben ik buiten adem. Op een gegeven moment moet zoiets je toch geen moeite meer kosten? Zou dat komen door die enkele sigaret die ik wel eens rook?
Dus doe ik nu twee keer per dag mijn oefeningen. Ik ga op m’n kop staan, doe een soort Braziliaanse verdedigings dans, een set buikspieroefeningen en ik raak met m’n neus m’n tenen aan. Dat soort werk. Gaat het beter? De ene dag niet, de andere dag wel. Vooralsnog zit ik alweer een uur achter m’n computer op een gare stoel, met mijn schouders opgetrokken, dit verhaaltje te schrijven. Nog een lange weg te gaan.
Umgeben durch Idioten
Zomaar op een doordweekse avond gebeurde het. Ik was naar het dorp geweest met mijn computertje op m’n rug. Het laatste nieuws lezen en wat mailtjes versturen. Ik liep de trap op, en hoorde stemmen in de keuken. Bijna alle bewoners klepte door elkaar heen. Toen iedereen gegeten had, kwam er iemand met een biertje aanzetten. En nog een paar. Het ging al snel over het werk. Emanuelle, de Italiaan die mij van het Bahnhof haalde toen ik hier aankwam, werkt hier al een aantal seizoenen lang, en kon wel wat leuks vertellen over onze collega’s. Ik zou liegen als ik zei dat ik het had vermoed. Maar dat er met bepaalde mensen in de bakkerij iets niet helemaal in orde was, dat was mij al heel gauw duidelijk. En het bleek waar. Minimaal drie zijn er geschift, de ene is ooit van z’n motor gevallen en moest daarna alles opnieuw leren, de andere twee zijn krank geboren. Ik dacht aanvankelijk dat het door de meelstof kwam, en dat het Retro-Romanische een achtergesteld volkje was. Een openbaring. Nu was het duidelijk waarom die ovenist altijd over koeien praatte, de andere dierengeluiden liep te maken en de laatste helemaal niet te verstaan was.
Als je het werk zo kunt inrichten dat het hufter-proof is, dan zijn dit soort mensen goud waard. Je hoeft ze maar de helft te betalen, je krijgt er geld voor van de overheid, ze klagen nooit, én je kunt jezelf met een goed gevoel bij Petrus melden, je hebt minder bedeelden op deze wereld geholpen. Een keerzijde is wel dat veertig minuten baktijd veertig minuten baktijd is. En tien liter water op een deeg ook tien liter is. En dat is regelmatig te merken aan de stijfheid van de degen, of de enigzins doorgebakken stokbroden. Zodra het anders gaat, raken ze de weg kwijt. Terwijl er nieuwe biertjes van de kamers gehaald werden vielen we van de ene verbazing in de andere. Echter degene die wat mij betreft het meest gestoord is, de beul, blijkt wel alles op een rij te hebben. Emanuelle vertelde ook dat toen hij hier voor het eerst kwam, hij in een chaos terecht kwam. Alle werknemers van die tijd, liepen opverzoek van de chef bij een psychiater. Er bleek een soort kleine oorlog te bestaan onderling. Irma had een keer de schoenen van de tweeling in een emmer water gegooid en buiten in de vrieskou gezet. En de geschifte Retro-Romaan had de grote weekendtas die de ovenist altijd meenam naar zijn koeien volgestopt met stenen in plaats van oud brood. Die was vervolgens niets vermoedend met de trein naar zijn zwager op de boerderij gegaan. Het zijn enkele prachtige verhalen, maar tegelijkertijd waanzinnig. Het kon ook niet anders, er moest een vehaal achter dit alles zitten. In dit bedrijf dat meer klokken dan werknemers telt, ergens moest een kronkel zitten, het was te perfect. In Haarlem riepen Theo – mijn ex collega – en ik regelmatig tegen elkaar; Help, wij zijn omringd door mongolen! Nu was het werkelijk zo en Samuel en ik hebben hier al onze eigen versie; Half brain, half wage (loon).
Op het meer zijn de voorbereidingen voor de paardenraces in volle gang. De eenden zijn weg, het meer ligt potdicht. Het ijs moet meters dik zijn, men boort, bouwt en rijdt met shovels over het ijs alsof het een tektonische plaat is. De stallen zijn vlakbij mijn huis. Als de wind verkeerd staat, ruik ik de weeige geur van zwetende paarden. Het is wel heel mooi om te zien, die brui fluwelen beesten in het verblindende wit. Ook was er deze week, alsof het niks is, de wereldkampioenschappen bobsleeën. Ik had toevallig een rustdag ingepland en ben gaan kijken. De baan hier is naar men zegt de enige natuurijsbobsleebaan van de wereld, maar bij dat soort beweringen trek ik altijd mijn twijfels. Het was desalniettemin erg cool om een keer in het echt te zien. Die sleetjes gaan echt ontzettend hard, met meer dan 150 km/h door de horse shoe, een bocht in de vorm van een hoefijzer waarin ze bijna over de kop gaan. Nederland deed ook mee, maar Duitsland won, uiteraard.
Het bier was op. Iemand toverde een zak wiet tevoorschijn. Waarvan ik als Nederlander natuurlijk gelijk een ontzettende joint draaide. Alle Nederlands roken immers wiet, en we lopen ook nog allemaal op klompen. Ik nam een hijs voor de smaak, je bekoord mij er niet mee, maar ik vind het lekker ruiken. Kan ik ook niks aan doen. Toen werd het erg stil, de THC maakte van deze stoere mannen kleine kinderen. De Portugees werd zo wit dat hij in een spook veranderde. Iemand at nog een banaan.
De volgende dag in de ski-lift dacht ik wat na, en ik wist het zeker, iedereen was gek.
Ski Unterdurchfahrt
Kluners uit Kenia
Langlaufers, skating dicipline
De eindeloze stoet auto’s voor de deur was van de een op de andere dag over. Ik wil niet zeggen dat het dorp uitgestorven is als een Frans dorpje op een zondag, maar als je er een grafiek van zou optekenen dan zou die een korte lineiare val laten zien. De vakantie is over, iedereen is weer naar huis, weer in de file, weer aan het werk. Het is op het werk ook goed te merken. Ik vind het niet erg, en ondanks dat sindsdien de tweeling op vakantie is, is het een stuk rustiger, maak ik weer een beetje fatsoenlijke uren en omdat het weer ook een beetje beter wordt is het voor mij in alle opzichten positief. Ik heb geskied, maar meer gewandeld. Naar Celerina en naar Silvaplana. De wandelpaden kruisen voordurend loipes (langlaufbanen) en ik dacht bij mijzelf, waarom ga je dat niet een keer proberen? Het mag er dan vreselijk zwaar uitzien, en de leeftijd van de gemiddelde beoefenaar ligt ruim boven de vijftig, het is ongetwijfeld beter voor je lichaam dan met Mach 3 van de berg te stuiven, het lijkt mij rustgevend en bovenal prachtig want bijna alle loipes gaan door het bos. Om nog even door te gaan, ook als het sneeuwt is het leuk en een set langlaufskies weegt nog niet een kwart van één normale ski, want dat gezeul en dat waggelen op die lompe ski schoenen, daar word ik soms aardig moe van. Zodoende dus deze week een les. Een van m’n collega’s loopt de hele nacht rauw deeg te eten (dat is dus niet lekker). Hij is echter wel kampioen van St. Moritz, dus ben ik dat ter voorbereiding ook alvast gaan doen. Skiën is natuurlijk veel cooler. (Hoewel ik er niet echt cool uitzie met de afdruk van m’n sturmbrille op m’n gezicht die uren blijft zitten na het skiën). Maar ook wel een beetje voor patsers. En ik vind mijzelf niet echt een patser. Misschien past langlaufen wel beter bij mij. We zullen het gaan zien.
Niet dat ik het skiën al beu ben. Ik had het wel een beetje moeilijk, het ging naar mijn gevoel namelijk voor geen ene meter. Ik had het idee dat als ik een weekje op vakantie was, het veel lekkerder ging. Dat was toch raar, als je op vakantie bent, ben je nog in staat om elke avond te feesten en de nodige alcohol tot je te nemen, en nu waren m’n benen bij de eerste afdaling al zo zuur als van die platte slierten snoep die we vroeger bij de de snackbar kochten voor 10 cent per stuk.
In de skiliften hoor ik vooral veel Russisch, Italiaans en natuurlijk Zwitsers. Veel klasjes met kleine kinderen. Deze kinderen gaan een voor een in een stoeltjeslift. Steeds met volwassene meereizend. Ik kreeg ook de eer om op zo’n kruimeltje te passen. Afijn, het jongentje zat, ik kreeg de voetenbeugel op m’n kop en vervolgens zaten m’n skistokken er tussen. Uiteindelijk kwamen we samen heel boven. Ik blijf erbij dat waar wij altijd op vakantie gingen het beter is als het skiën betreft. Voordat ik goed en wel bovenaan de piste sta, ben ik zomaar een uur verder. Aankleden, op de bus wachten, vervolgens op de lift wachten, die ik beide altijd net mis, en dan pas ben je boven. Terwijl we in Val Thorens met een beetje lef vanaf ons balkon konden springen en op de piste waren. Daarbij heb ik nog niet een keer gehad dat ik helemaal bovenaan stond, enigzinds verlangend naar het liftje keek of hij misschien ook mensen mee terug naar beneden nam omdat ik dacht fuck, dit is toch best wel heel hoog en steil. Dus een laatste tip voor mensen die nog gaan boeken. Alleen hierheen komen als je met je chiwauwa genaamd mimi, aangekleed met een dekentje van D&C over straat wilt.
Een nieuwe verschijning in het huis. De vrouw van Samuel is overgekomen. Hij was haar gaan halen met de trein in Zurich. Ik zat te eten toen ze binnenkwam en was geschokt. Hoe oud was dit meisje, en hoe oud was Samuel? Ik had alles verwacht, maar niet een meisje dat zo kon meedoen met Eritreas Next Topmodel. Hij was zich er zelf ook van bewust, en zei; “she looks young, but she’s as old as you are.” Hij was eenendertig had hij mij eerder een verteld. Twee jaar in de gevangenis wegens dienstweigering en een vluchtelingen bestaan tekent je gezicht blijkbaar aardig. En dit meisje, dat wegens de koude overigens gelijk begon met een avocado op haar gezicht uit te smeren was – zo leek het - alles bespaard gebleven. Ik meende mij te herinneren dat ze elkaar tien jaar niet hadden gezien. Dan was zij dus vijftien jaar geweest toen ze trouwden. Kan dat? Ze spreekt wat woordjes Engels. Ze droeg een spijkerbroek en een vest met capuchon. Geen mooie Afrikaanse gewaden. Al verpest door het westen. Samuel was nog tegen mij aan het klagen geweest dat hij geld naar haar had moeten overmaken zodat ze nieuwe kleren kon kopen. Dat vond hij onzin. In zoverre zijn mannen en vrouwen dus overal gelijk. Hoe dan ook nu zit ze hier op die berg, dat arme schaap. Al zijn er natuurlijke slechtere plekken om als vluchteling te eindigen zullen we maar denken.
Tijdens het schrijven van dit stukje ben ik wezen langlaufen. Ik kan dus direct mijn ervaringen opschrijven. En, het is nog moeilijker en lomper dan het eruit ziet. Langlaufen is er in twee diciplines. Klassiek en skating. Bij de klassieke manier glij je door een soort goot. Dit is om te leren wat eenvoudiger, maar omdat ik aardig schaatsen kon, en de skating manier daarop zou lijken, leek het ons beter om die te gaan doen. Ik wist achteraf niet of dat wel zo’n goed idee was, want ik krabbelde zoals de Kluners uit Kenia toen die voor het eerst ijs zagen. Ik had les van Erwin die in de veronderstelling was dat ik het Hoog-Duits al aardig de baas was en lekker klepte. Hij vertelde onder andere dat naar boven makkelijker was dan naar beneden, maar dat kon ik toch niet met hem eens zijn. Na een uurtje les heb ik nog een half uurtje zelf gestunteld.
De vorige dag had ik, onder andere voor het langlaufen, een nieuwe zonnebril gekocht. Veel te duur. Maar hij stond mij best goed;“I didn’t look like a complete asshole”. Zoals mensen er wat mij betreft al snel uitzien met zo’n ding op kop. Ik zette hem op m’n neus. Ondanks de meekleurende glazen ging het niet beter. Toen had ik koude tenen en heb ik de stokken in de sneeuw gegooid. Volgende keer toch maar de klassieke manier proberen. Die kan je, zo vertelde hij ook, tot je tachtigste blijven beoefenen.
Scheepsmuizen
Boot op piste?
Na acht dagen noeste arbeid was het wel weer een keertje tijd voor een vrije dag voor deze bakker. Door wat rooster wijzigingen was ik dit nieuwe jaar nog niet eens vrij geweest. Allemaal leuk en aardig, dat Zwitserleven gevoel, maar een dagje minder in de week werken zou ik zeker niet erg vinden. Ik kan er ook echt niet bij dat die mensen dat hier allemaal maar accepteren. We moeten dagelijks onze gewerkte uren op lijsten bijhouden, soms spiek ik even bij een van m’n collega’s en sommige draaien meer dan zestig uur in de week. Men krijgt die Überstunden uitgekeerd in geld of in vrije uren. Misschien kunnen ze in de zomer een paar maanden vrij nemen, ik weet het niet. Ik ben niet zo op de hoogte van wat het leven in Nederland kost, maar als ik grap dat we hier in deze bakkerij bakken met geld verdienen, dan kijkt men mij wat vragend aan. Micheal, die ik in Nieuw Zeeland leerde kennen en met wie ik nog steeds contact heb was ook weer in zijn thuisland na een reis om de wereld op z’n motorfiets. Ik stuurde hem een mailtje, het leek mij wel leuk om misschien af te spreken nu we zo dichtbij waren. Daarbij uitte ik mijn verbazing over het harde werken. Hij stuurde terug dat ik aardig in ‘the ass of Swiss’ zat en niet echt op zijn hoogte, en verder verwelkomde hij mij tot ‘the Swiss working mentality’ waar hij, vooral na zijn reis ook niet meer zoveel van begreep. Ik onderga het allemaal maar gewoon lachend, wetend dat ik die middag lekker kan skiën, en dat ik over een paar maanden weer lekker thuis ben. Maar als vooruit blik voor de rest van je werkende leven?
De drie koningen waren 6 januari in het land. Volgens mij wordt dit in Nederland nauwelijks gevierd, en zeker niet in de bakkerij. Hier is het een grote hit, we hebben de hele nacht Koningskuchen staan maken.Dit brood ziet eruit als een zonnebloem, dus een grote bol in het midden en kleine bolletjes daaromheen. In één van de ‘blaadjes’ stopten we een plastic koning. Vroeger was dat een witte boon. Wie vervolgens die boon vindt bij het eten, is de hele dag de koning. Hij of zij mag de bijgeleverde gouden kroon opzetten en bepalen wat er gegeten wordt en welke fernsehen (tv) programma’s er gekeken worden. Allenspach Senior, de vader van de baas, al net zo’n taaie bakker als Meneer Hartog, en zelfs enkele jaren ouder, komt nog elke avond de rozijnen voor het birnenbröt in de schnaps weken. En gister zat ik een beetje met hem te praten. Hij vertelde dat hij de uitvinder was van dit driekoningenbrood en dat hij er nog steeds een beetje van baalt dat hij er destijds geen patent op had aangevraagd. Er zijn verscheidene gezegdes met betrekking tot het weer als de ‘drie koningen in ‘t land zijn’, en ze hebben vooral betrekking op een voorspelling van een aankomende vorst periode, én het betekend ook dat de dagen weer gaan lengen.
Afgelopen dagen moest ik weer in de avond wat bestellingen rond rijden, en normaal was het dan al dunkel, nu kon ik de omgeving een beetje bekijken. Maakte een klein omweggetje, en bedacht met dat het toch wel mooi was geweest als hier een beetje op m’n motor kon rijden. Al is het maar om effe weg te komen uit dit gehucht. Italië ligt nog steeds auf die Ecke, de Moto Guzzi fabriek op een steenworp afstand, een soort Santiago de Compostella voor bezitters van die dingen. Misschien van de zomer een rondje midden Europa? De lelijkheid van een ski-gebied aanschouwen. Want zo mooi als het nu allemaal is, zo armoedig zien die liften er uit in de zomer. Ik heb het eens gezien in Noorwegen. Er valt natuurlijk sowiezo een vraagteken te zetten bij dit bergtoerisme. Want één van de liften mag dan deels op sonnekraft draaien, erg goed kunnen die sneeuwkanonen die het seizoen lengen en de tientallen skistokken van lompe skiërs die die uit de liften laten vallen natuurlijk niet zijn. Aan de andere kant overleeft hier op deze hoogte toch bijna niks. Er staat dan wel een steenbok bij de bovenste lift, maar die is letterlijk van steen. En wat niet uit de breedte komt, moet de hoogte in. Wat dat betreft wordt er optimaal gebuik gemaakt van het aardoppervlak. Tot zover mijn overtuigende mileu aspecten. Leven is nu eenmaal slecht voor het milieu. Dieren die hier overigens wel overleven zijn – uiteraard – muizen. In de bakkerij hebben we er last van. Het is niet zo erg dat ze de zaadjes onder je neus van je brood eten of via je broekspijp omhoog kruipen (meegemaakt!) maar ze zijn hier wel degelijk, en ook in de bergrestaurants zitten ze. Waarschijnlijk zijn die muizen hier naar boven gevaren met de boot die ik hier ergens op de piste aantrof.
Ondanks dat ik persoonlijk alle koningsbroden zelf voorzien had van een koning, schrok ik alsnog toen ik er op beet. Maar ik had hem gevonden, en bekroonde mijzelf. Voor een dag was ik de koning van de piste. Dat ik op m’n buik in plaats van skiënd van de Super G ging deed er niet toe.
Afdruipers
Der Bäcker
Langzamerhand begin ik een beetje door te krijgen hoe het allemaal gaat op het werk, de onderlinge relaties tussen de collega’s, de werkwijzes en de ongeveer veertig broodsoorten. Tussen de collega’s zitten natuurlijk altijd een paar chagerijnen, maar de meeste zijn wel aardig. Er is echter één grote uitzondering, en dat is Irma, die ik al eerder beschreef als ‘de beul’. Misschien komt het door de taal, die op mij overkomt als snauwerig en gebiedend maar mevrouw loopt maar te ‘du-en’ alsof ze het tegen een hond heeft. Du (jij) heeft ook een naam, denk ik dan. Du dies und Du dass! Men zegt hier ook niet; “können Sie bitte die Tür schließen?” maar; ZUMACHEN! (voor dummies: deur sluiten a.u.b./DICHTDOEN!) Het is of zij constant Ihre Tage hat en ik weet niet zo goed hoe ik er mee om moet gaan. Ik was hier toch niet naar toe gekomen om een beetje afgeblaft te worden, oder?
Ben ik nou een ontzettende koekebakker, maar ik doe toch m’n best. Ik had een gesprekje gehad met de chef, en die was sehr zufrieden, ik kreeg zelfs wat extra franken erbij. Gelukkig zijn het niet allemaal van die Führers, de tweeling bijvoorbeeld zijn alleraardigst en zeiden dat het was alsof ik hier al jaren arbeite en vroegen of ik nog geen heimwee had. Zodoende blijf ik maar een beetje uit de buurt van Werkbank 1 en ga lekker buiten sneeuwruimen of de onverstaanbare Retro-Romaan bij de oven helpen.
Dan is er Radio Portugal. Carlos. Ik dacht dat het een Italiaan was, maar dat was dus niet zo. Zo goed sprak hij dus al Italiaans, of zo slecht versta ik het. Hij is een jaartje jonger als ik maar gedraagd zich nog als een bambino. Hij was hier het vorige seizoen ook. Een druk mannetje die als hij niet loopt te gapen opgewekt is en sterke verhalen vertelt of liedjes zingt. Als zo iemand een Engelstalig liedje zingt dan lach je echt de bretzels van de tafel want daar maken ze echt een potje van.
Er zijn mensen die van nature erg handig zijn. Die zetten een IKEA kast in elkaar zonder handleiding. Zo zijn er ook mensen die van nature erg onhandig zijn en de Hongaar is daar een typisch voorbeeld van, zelden zag ik zo een unhandlich persoon. Of hij nu een spuitzak vasthoud of een bakplaatje in een kar schuift, alles gaat zo ontzettend lomp dat het pijn doet om er naar te kijken. Hij komt helemaal niet in de buurt van Tisch 1, omdat de chef weet dat zij hem waarschijnlijk vermoord.
Ondanks dat de kans klein is dat ik met een van de huisgenoten een keertje skiën ga is het wel gezellig om de keuken samen te delen. Als de Portugees bezig is hoor ik hem altijd zijn longen uit z’n lijf hoesten, dan wacht ik meestal even tot ik mijn boterhammetje met salami of huttekäse smeer. De hele wereld wordt er gekookt en gesproken. Van rode kool met twaalf ingrediënten tot chorizo, Afrikaanse pannekoeken en Hongaarse paprika’s en niet te vergeten de pizza’s en pasta’s natuurlijk. Ik eet wel altijd lekker rustig op me kamer, want de er wordt altijd zwaar gerookt met de kachel op tien, het raam dicht en een afzuiger die klinkt als een opstijgend vliegtuig. Iedereen doet z’n eigen afwas. Ik gebruik daarvoor een afwasteil en een theedoek, maar de meeste doen het onder een stromende kraan en zetten het vervolgens in een afdruiprek en als ik ergens een hekel aan heb is het wel een afdruiprek. Het woord alleen al klinkt smerig. Afdruipen. Ik ben nooit te beroerd om wat extra vorken of een glaasje van iemand anders af te wassen, maar dat geld niet voor iedereen. Dan blijft er een gebruikt mes liggen op een verder schoon aanrecht. Op 1 januari was ineens m’n pak melk dat ik de vorige middag had gekocht weg. Ik begon aan mezelf te twijfelen. Had ik nou wel of niet een nieuw pak gekocht? Uiteindelijk viste ik het bonnetje uit de vuilnisbak. Iemand had het opgedronken, ik schreef het maar toe aan een dronkemans actie. Toen de winkels weer open waren stond er een nieuwe, halfvolle.
Sommige van de jongens zie ik nooit van hun kamer komen, en als ik buiten langs het huis loop, dan zijn hun gordijnen altijd dicht. Ik kan mij daar aan storen. Wat doen die mensen in godsnaam de hele dag? Als ik ook naast hun sta te werken ruiken ze er ook naar alsof ze de hele dag in hun muffe nest liggen te meuren. Ik vroeg eens, wat eet jij als je hier bent? “Ich esse nicht”.
Met Samuel voer ik diepgaande discussies over het bestaan, het geloof en andere morele zaken. En ondanks dat hij in God geloofd, is hij niet op z’n achterhoofd gevallen. Waarschijnlijk wel een keer op de voorkant want de fietsen in de fietsenrekken op Amsterdam CS staan fatsoenlijker dan de tanden in zijn mond. Er is een paar dagen andere Eritreaan in huis geweest. Ik vroeg mij af wat die gozer de hele dag in de keuken kwam doen. Hij was maar aan het bellen met de luidspreker aan, converserend in een onverstaanbare taal, rokend en suiker met koffie drinkend. Ik vroeg Samuel wat dat moest, die vriend van hem. Maar Samuel zei dat het niet zijn vriend was, maar een landgenoot. En landgenoten in nood, help je. Dat was hun cultuur. Als een soort maffia staan die mensen allemaal met elkaar in contact en als er iemand in St. Moritz onderdak nodig heeft, omdat hij daar zijn moet, of zomaar (ik begreep dat deze jongen hier op vakantie was?) dan ben je dat verplicht te doen. Samuel vertelde dat er ook mensen misbruik van maakten. Dat leek me duidelijk. De jongen was verder niet onaardig. Hij wilde niet in St. Moritz werken, want hij wilde Duits leren en geen Italiaans. Ook waar. Z’n vrouw was in Nederland; ‘nur wasser in Holland!’
Maar als ik het zo hoor, is al dat water bevroren en kunnen jullie volgende week genieten van een Elfstedentocht? Jaloezie alom!
Shinen
Kunsteislaufen
Mocht je er over denken om met kerst op wintersport te gaan, dan kan ik je dat afraden. Het weer is zeer wisselvallig, van regen en vrieskou tot een voorzichtig zonnetje. En bovenal is het druk. Onze chauffeurs die elke middag naar het volgende dorp moeten en daar normaal in maximaal tien minuten over doen, waren nu drie kwartier onderweg. Maar al die drukte kan je natuurlijk ook juist goed uitkomen. Als je puur en alleen komt om te shinen met je met goud gedecoreerde moonboots van Armani. Dan moet je zeker rond kerst gaan. Dan val je volledig op je plek.
Ik moest om half één beginnen op 1 januari, en was om even voor twaalfen opgestaan. Zo telde ik met mijn broodje en een glaasje jus tot de gillende keukenmeiden boven het meer de lucht ingingen en wenstte mijzelf een gelukkig nieuw jaar. De Hongaar kwam ook de keuken in voor wat te eten. Hij wierp een blik naar buiten bazelde iets van ‘hmm, feuerwerk’ en ging toen weer naar z’n kamer. Zo emotieloos had ik nog nooit iemand het nieuwe jaar in zien gaan. Terwijl buiten op de straat wat mensen stonden te lallen, liepen Samuel (de Eritriaan) – die op 31 december zijn geburtstag had – en ik in onze bakkersbroeken naar het werk. Een beetje suf vond ik het toch wel. Daar stond een fles champange maar die was door de andere collega’s die eerder waren begonnen al soldaat gemaakt. Een van de tweeling had zich vervolgens vreselijk in haar vinger gesneden. We wenstten elkaar allen een Buon anno of een Gutes neuen begonnen toen toch met een iets lossere houding dan normaal het Wurzelbröt te maken. De hele nacht was het een komen en gaan van uitgaanspubliek dat een broodjes kwam halen in de backstube. Dat gebeurd hier doorgaans, vooral in het weekend, al is ‘het weekend’ hier vrij relatief. In Amsterdam was er een keer een zwerver die vroeg om wat brood – hij had geld – ik zei hem dat dat niet kon, want we konden er serieus een boete voor krijgen. Hij liep boos weg, en kwam een half uur later terug met een zakje bolletjes. Hij tikte op het raam, wees naar het zakje waarop de naam van een bakker even verderop stond gedrukt en stak z’n duim op, vervolgens wees hij naar mij en daarbij draaide hij z’n duim naar beneden. Er kwamen ook wel studentes om croissants zeuren. Met schorre stem; “heej bakkur mogen we een croissant?”Als ze leuk genoeg waren dan kon dat natuurlijk wel, hoefden ze ook niet te betalen. Hoe dan ook het is een komen en gaan van dronken jongens, louche uitziende Italianen (maar die zien er wat mij betreft al snel louche uit) en, zoals ik ze graag omschrijf, James Bond types met dito vrouw.
1 januari was het heerlijk rustig op straat. De gekte van gisteravond, alsof de Maya kalender die avond zou aflopen – de supermarkt werd bijna geplunderd – was gevolgd door uitslapers en stille wandelaars die de eerste stappen zetten op het bevroren meer. Valt mij toch tegen hoe lang het geduurd heeft voordat dat kon. En nog, met dank aan een groep eenden, ligt er een groot stuk open. Erop schaatsen kan ik trouwens wel vergeten.
Het was in het dorp net zo rustig als enkele dagen geleden als in Celerina, waar ik met de oude schoolvriendin van mij moeder en haar man had afgesproken. Zij waren daar voor de kerst bij hun kinderen en klein kinderen. We zouden elkaar ontmoeten bij de ijsbaan. Ik was komen lopen en een half uurtje te vroeg. Daarom ging ik even lekker zitten met m’n kont op een Wibra tasje voor de nattigheid, genietend van de winterzon en het klasje kunstijsschaatsers. Ik had mijn eigen Holiday on Ice, met schel klinkende gettoblaster en al. Het klasje bestond uit wat ranke meisjes die veel te jong waren voor mij en een jongen die voorzichtig al wat puistsjes kreeg. Hij draaide het sierlijkst van allemaal en ik vroeg mij af wanneer hij zichzelf vragen zou gaan stellen. Aan de andere kant van de ijsbaan zag ik gelijk het domste wat ik tot nu toe gezien had, daar waren wat ouderen curling aan het spelen. Met zo’n bezempje. Ach du meine Gütte Toen die mensen er eenmaal waren dronken we een kop koffie. Ik had twee marsepeinen zwijntjes voor ze meegenomen voor de gelukswensen. De man is een Zwitser maar spreekt ook vloeiend Nederlands. De vrouw praat graag en dan pik je dat toch snel op waarschijnlijk. Zij gaven mij wat tips om te eventueel te gaan doen de aankomende tijd. Hun zoon werkt op het vliegveldje en daar kon ik eens gaan kijken. Het zwembad in een ander dorp was ook de moeite waard en full moon skiïng mocht ik ook niet missen. Dat is elke laatste vrijdag van de maand, dan zijn de pistes verlicht en Rutsch je met een fakkel naar benee. Ook in het nieuw jaar hoef ik mij dus niet te vervelen.
Buon anno
Beste allemaal, het waren de laatste loodjes van het nieuwe jaar. Marsepein met een lange ij, en Lithuania is natuurlijk gewoon Letland. Ach, de inkt wil niet altijd makkelijk vloeien zullen we maar zeggen.
Vandaag een nieuwe dag in een nieuw jaar. Het is zonnig en lekker fris. Ik zit weer in m'n portiekje. Altijd gezellig.
Iedereen ook op deze manier een gelukkig nieuw jaar gewenst.
Tim
Pino's en bevroren condooms
Bijna een Nieuwjaar. Silvester heet dat hier. Ik ben er nog niet aan toegekomen om op te zoeken waarom dat Silvester heet. Oud&Nieuw spreekt meer tot de verbeelding. Het is hundenwetter, de sneeuw komt met bakken uit de hemel. In plaats van oliebollen maken we Schneeballn en de bakkerswinkel ligt helemaal vol met marsepeinen schweinen die schijnbaar geluk brengen. Er is bij de supermarkt een klein kraampje dat vuurwerk verkoopt, maar buiten de mannen die lawine gevaarlijke sneeuwpartijen opblazen wordt er weinig geknald. Ik zal er weinig van mee krijgen, want ik ben aan het werk. Dat is, realiseer ik mij, toch wel een beetje vreemd hoewel feestjes vaak aanfluitingen zijn. Twee jaar geleden in Nieuw Zeeland was ik heerlijk gaan slapen, en ik had de volgende ochtend niet het idee dat ik iets vreselijk had gemist. Daarbij vond ik een kerstboom optuigen en vuurwerk afsteken in de zomer als het dertig graden is van de zotte.
Ik had wel zo’n typisch kerstplantje gekocht. Met van die fel rode bladeren, voor op m’n bureau. Samen met een enkele kerstkaart leek het er dan toch nog een beetje op. Als diner stond er biefstuk met tiramisu toe op het menu. Bij de slager wees ik een stukje aan. De man die overduidelijk wel elke dag een groot stuk at vond dat veel te klein en zei; je moet wat meer eten! Maar ik eet genoeg. Ontbijt elke dag, eet een stapel boterhammen in de middag. Om 4 uur een kop koffie met een stukje chocolade, ik ben tenslotte in het land van Lindt en Toblerone, waarvan ze van de laatste hier de bergvormige repen in vier varianten hebben, alsmede exemplaren van enkele kilo’s. En ‘s avonds natuurlijk verse groenten, kartofflen en vlees, dat hier werkelijk veel lekkerder is dan in Nederland. Een simpele Fleischvögel (slavink) of een Hacksteak (hamburger) kost wat, maar je krijgt er ook zeker wat voor.
Ik kan niet zeggen dat het elke dag mooi weer is geweest. Het lachende zonnetje van het logo achter het sierlijk geschreven St. Moritz op vlaggen, auto’s, mutsen en meer is vooralsnog een beetje overdreven. Maar er moeten ook andere dingen gebeuren. Ik moest naar het Engadiner museum – een verzameling ouwe troep - wat een aardige tijdverspilling was, ik moest als kerstcadeautje nog een helm en een skibril kopen, een financieel fiasco voor de kerstman daar ik nogal een raar hoofd heb en daardoor álle helmen en daarna nog eens álle brillen pastte en alleen de duurste goed zat. De verkoper was een Italiaan die engels sprak. En ik merkte dat ik mijn engels ging verduitsen, zoals ik steeds talen door elkaar haal. Ik kom waarschijnlijk terug als geschifte linguïst in plaats van Meisterbäcker of Weltmeister ski-fahrer. Met mijn nieuwe helm die overigens gemaakt is in Lithuania (waar ligt dat? Ah, dat is Letland) flits ik echter wel als een ‘hinderlijk type’ van de berg.
Het is ineens heel druk geworden in het dorp. Onder mijn appartementen blok waren ze al sinds ik gearriveerd was bezig met het bouwen of misschien renoveren van een restaurant. 24 december ging het open, en sindsdien zat vol met mensen, alsof het nooit anders was geweest. Er zijn een hoop Joden. Of Joodse mensen. Hoe zeg je dat? Toch bijzonder hoe die mensen overal waar een hoop geld is te vinden zijn. Of is dat kortzichtig? Ik vraag mij wel af of die mensen enig plezier in hun leven hebben. Ik zie ze maar als treurige gestaltes over straat wandelen. Elke dag komt er een jongetje, compleet met hoge hoed en van die vlechtjes langs z’n hoofd het appartementen gebouw tegenover mij uitlopen. Strak in het gelid. Wat een jeugd heb je dan. Ze komen ook elke dag in de bakkerij ‘het vuur aansteken’ (we maken wat brood voor de gemeenschap). Dit had ik al eens eerder meegemaakt bij de inmiddels failliete bakker Theeboom in Amsterdam waar ik eens een dagje meehielp. Daar liep ook een rabbijn rond die de oven aanzette en de eieren tikte. Hier zetten we de oven nadat ze geweest zijn overigens gauw weer uit, anders staat dat ding uren voor niks te loeien. Als ik naar het dorp loop om daar in een koud portiek een internet verbinding op te vangen zodat ik wat kan emailen – het is arre moede hier – kan ik het flanerend publiek een beetje in de gaten houden. Er lopen hier een hoop Pino’s, vrouwen met de meest achterlijke bontjassen, die in het verre Siberië niet zouden misstaan, maar hier toch lichtelijk overdreven zijn. Ook ben ik een vrouwtjes exemplaar tegen gekomen met dezelfde kleur haar als haar skipak. Paars. Nimmer zag ik zoveel Lamborgini’s en Ferrari’s, die schijnbaar op een bushalte mogen parkeren. Eigenlijk is het een verschrikkelijk decadent dorp, want zelfs zag ik een carbrio en dat is bij minus 10 toch wel watheel extravagant.
In de skilift kwam ik wat Nederlanders tegen, die lieten zien dat het ook anders kon. Zij zaten voor 16 euro per nacht in een huis van Naturfreunden. Koken en verwarmen met hetzelfde haardvuur in een houten chalet midden in het woud. Het was typisch, alles aan hun straalde sjofelheid uit. Zelfs hun adem.
De dorpjes in het de bergreeks Ober Engadin liggen allemaal vlak naast elkaar. Celerina is het dorp wat direct naast St. Moritz ligt. Op een mooie dag wandelde ik daarnaar toe. Ik kwam onderweg door het landschap met de werkelijk wunderbar schöne naaldbomen die allemaal een glinsterende witte mantel droegen, vanalles tegen. Een spoor van afgebroken wegmarkeringspaatjes die stuk voor stuk op het ijs gesmeten waren; langlaufers – wat er wat mij betreft zeer onnatuurlijk uitziet en volgens mij vreselijk zwaar is; mensen die aan de linkerkant van het pad lopen –waarschijnlijk Engelsen; een rode trein van de Rhätische Bahn, gevoed door een bevroren bovenleiding en met een sneeuwschuiver voorop. Het meest opmerkelijke was echter een gebruikte en bevroren condoom midden in het bos, want dat lijkt me toch wat koud, met je blote kont in de sneeuw. Afijn, ook hier is men niet sterker dan de natuur zullen we maar denken.
Komisch
Ik heb voor het eerst geskied. Eerst was het verhaal dat ik voor mijn skipas moest wachten op goedkeuring van de gemeente, of je wel neutraal genoeg bent. Maar later bleek dat je ook gewoon met je arbeidscontract de pas met korting kon halen. Had ik dus al een weekje eerder kunnen roetsjen. Gaf niet, had ik mooi de tijd om de boel een beetje op orde te brengen en te wennen aan het leven op 1800 meter.
Als je elke dag skiën kunt, ga je niet skiën wanneer het sneeuwt of verschrikkelijk koud is. Het is niet alsof je al je waar uit je duur betaalde vakantie moet halen. Heb je geen zin, ga je wat schrijven en lekker thee drinken. Maar nu kon het mij niets schelen, ik ging die berg op. Het moest zo zijn, het was een prachtige dag en met maar één keer vallen kwam ik weer beneden.
Enkele dagen later op m’n vrije dag had ik in de vroege morgen met collega Axel afgesproken om te gaan skiën. Om 8 uur. Om kwart voor 8 was het nog bijna donker, maar om 8 uur namen we de eerste lift naar boven. De zon kwam prachtig naar boven. Talloze schaduwen makend op het geprepareerde wit. Het had niet gesneeuwd, anders was het misschien nog mooier geweest. We waren niet de enige, maar wel een van de weinige die omhoog gingen. Ik had naar het weerbericht gekeken, het zou die dag, of nacht -30 worden. Vond ik -20 al vrij extreem, gingen er gewoon nog eens tien graden vanaf. Maar ik had al mijn warme kleren aangetrokken, een liter hete thee gedronken, skischoenen op de verwarming gezet, heupflesje Strohrum in m’n achterzak, en zou het zeker niet koud gaan krijgen. Toen ik echter de lift uitstapte had ik het koud zoals de Titanic zonk. Het gebeurt mij met motorrijden ook dikwijls Axel skied al enige jaren. Hij ziet er ook echt uit als zo’n gesjeesde skier zoals je die tegenkomt. Van die hinderlijke types, verschrikkelijk snel, kekke kleding, ski’s van carbon en een flitse bril op het hoofd. Al gleden we samen op gelijke hoogte van de berg, dan nog ging hij veel sneller dan ik. Axel waxed zijn ski’s dan ook elke week, en hij kon nog veel sneller, hij zei namelijk; verdamt, mein wax ist zu kalt! Die schnee klebt! (voor dummies, op de onderkant van je ski’s zit een waxlaag, deze kun je naar gelang van de temperatuur en dergelijke aanpassen).
Het is best wel tegenstrijdig als ik naar sommige van mijn collega’s kijk. Neem nu de man uit Eritrea. Na een tocht door de Sahara, en een oversteek over de Middellandse Zee in een gammel bootje zonder roer, van asiel aanvraag naar asiel aanvraag uiteindelijk in Zwitserland aangekomen en aangenomen. Naar de Alpen gestuurd (de hoofdstad van Eritrea, Asmara ligt op 2400meter; “I’m used to the cold”) en daar een baantje gevonden als een manusje van alles in een bakkerij. Z’n vrouw is nog daar. Z’n kind is al 12 jaar maar kwijt. Ik schaamde mij een beetje toen ik zei dat ik hier kwam om een beetje te skiën. En dan, vroeg hij, als de sneeuw weg is? Wat ga je dan doen? Dan ga ik gewoon weer naar huis. Ik zie wel. Naar huis. Zo gewoon is dat dus niet in alle gevallen. Ik was enigszins blij dat ik kon vertellen dat m’n vader was overleden. Wat natuurlijk nergens op slaat. Hij knikte, wat erg voor je. Maar waarschijnlijk om me te sparen vertelde hij maar niet dat hij al z’n hele leven wees was en zijn ouders nooit had gekend.
Wat die Hongaar hier precies doet ben ik ook nog niet achter. Z’n moeder heeft een vriend die hier in het casino werkt en zodoende is hij hier ook heen gekomen. Hij komt duidelijk van het platteland, en niet uit Boedapest anders zou hij vast en zeker wel wat woordjes Engels geweten hebben. Communiceren met hem is dus vrij lastig. Verder is het een aardige jongen, beter dan die Tsjechische zuiplap waarmee ik in Nieuw Zeeland een huis deelde. De Portugees blijkt niet onaardig. Ik roep altijd maar van; Ça va?! En wijn drinken doen ze in Frankrijk allemaal tijdens de lunch.
In de kamer naast mij was de verwarming stuk gevroren, het ding was volledig verwrongen en van de muur gevallen. Vrij bizar. Ik zelf had de verwarming nog amper aan gehad. Maar toen ik dat zei tegen de chef werd hij bijna boos. Je moet de verwarming immers altijd aan laten staan. Dat was logisch. Met het raam een stukje open, dat was geen enkel probleem. Tegenstrijdig is dat er in de bakkerij erg op energiebesparing wordt gelet, en er al over gevallen wordt als in de koelruimte het licht blijft branden maar dat er in het huis dus ongelimiteerd gestookt mag worden. Das ist doch komisch. Dan had ik maar eens een dweil door de kamer gehaald die vervolgens zo zwart was dat ik hem maar had weggegooid, en een poging gedaan de ramen te lappen. Dit was echter geen succes omdat het water aan de buitenkant direct bevroor waardoor ik helemaal niet meer naar buiten kon kijken.
Als ik naar huis bel, bevriest mijn adem op de haak en op het glas ontstaan de mooiste creaties van ijsbloemen. Nederland ligt plat, hier is de sneeuw al niet bijzonder meer. Het went snel.
De bakker en de dronken Portugees
Even voelde me ik een prutser. Een handje. Een pizzabakker. Ik dacht dat ik in Nederland met een collega een bakkerijtje had weten te draaien? Vanaf het bestellen van de grondstoffen tot het verkopen van het brood? Maar hier werd ik even op nul gezet. Ik had wel al zoiets verwacht, en soms is dat ook wel goed voor een mens. Gelukkig kon ik echter al snel laten zien dat ik toch niet helemaal voor niets een paar jaar op school had gezeten.
Een croissant heet hier een gipfel. Gipfel betekend in het Duits ook toppunt, hoogtepunt. Ik kan het er niet zo goed van maken, maar waarschijnlijk heeft het broodje is weg van een bergtop. Dan vind ik het Franse verhaal beter. Croissant betekend in het Frans namelijk zoiets als wassende maan. Hoe dan ook, we maken een hoop van deze halve maan broodjes. Er is een speciale machine voor aangeschaft die, als hij goed draait een paar duizend van die dingen per uur uit kan spugen. Dat gaat met een lopend bandje, waarbij deegstukjes precies op een volgend lopend bandje moet vallen. En daar ging het mis. Maar nadat ik de machine even opnieuw had afgesteld waren we werkelijk klaar voor de aankomende drukke weken rondom weihnachten.
Ook in verband met die aankomende drukte gingen we met z’nallen uit eten. Vanaf de kerk met een paardenkoets naar een restaurant even verderop. Het sneeuwde en de temperatuur zou die nacht de minus 18 halen. En koud was het. Ondanks de hele kudde schapenvachten over ons heen was het bijna niet leuk meer. Freddo, freddo! Eenmaal aangekomen in het restaurant brandde de openhaard en aten we gezellig. Ik had verwacht dat de chef een stukje zou zeggen, maar dat deed hij niet en kon ik het mooi doen. De zenuwen gingen aardig door m’n lijf. Er zaten toch zo’n dertig collega’s en zo goed kende ik ze allemaal ook nog niet. Ik zei iets van dat er weinig bakkers waren die ein verreckte Hollander wilde aannemen en dat ik erg blij was dat ik de kans toch gekregen had, en natuurlijk iedereen een guten apetite wenste. Er werd geklapt. Het ijs van het meer dat die nacht zou dicht vriezen was aan diggelen.
De volgende dag zijn er nog wat nieuwe collega’s aan komen waaien uit alle windstreken en de meeste wonen in het appartementen complex vlak boven de bakkerij waar ook ik woon. Heel prima, je loopt de trap af en bent in de bakkerij. Ik trek m’n schortje al aan op m’n kamer. Onze laatste aanwinst is een Frans sprekende Portugees. Er zijn hier heel veel Portugezen. De Italianen klagen steen en been over deze lui die hun banen inpikken. Aan mij de eer om deze Diamantino uit te leggen hoe het rijden van bestellingen gaat. Mijn Frans is gelukkig iets beter dan m’n Italiaans en ik vind het ook leuk om te spreken. Ik kan er tenminste íets van maken. We maakten de bestellingen in orde en gingen op weg in de gele bus. Eerst wat hotels in het dorp en daarna moeten we een klein stukje door de bergen naar het volgende dorp. Het was inmiddels donker geworden. Terwijl ik te hooi en te gras a gauche, a droite en tout droite riep werd het ineens stil naast me. Met een schuin oog keek ik naar de man op de bijrijdersstoel, en ik moest nog een keer kijken om mezelf te overtuigen, maar de man was aan het slapen. Ik kreeg hem alleen wakker door keihard op de rem te trappen en deed maar of ik het niet gemerkt had. Hij vroeg of hij een sigaret mocht opsteken. Dat vond ik wel goed. We bezorgden het laatste brood. Ik zat in dubio, ik had al een dranklucht geroken toen we in de auto stapten, maar wie wist waar de man vandaan kwam en had hij net als ik amper tijd gehad om een uurtje te slapen.
De volgende dag liet ik hem rijden. Nu was hij heel druk - waarschijnlijk omdat hij niet gedronken had - en toen het beweegbare paaltje niet in de grond zakte toen we het voetgangersgebied in wilden, ging hij er heel driftig tegen aanschoppen. Merde, merde! Dat van die drank heb ik toch maar tegen de chef gezegd, het in slaap vallen achterwege latend, maar ik wist niet of het wat zou worden met deze meneer.
St. Moritz Dorf
Toen ik na e-mail correspondentie met de Zwitserse werkgever gebeld had, en vroeg hoe ik het beste naar St. Moritz kon reizen, grapte hij dat de meeste mensen hier met een prive-jet kwamen. St. Moritz staat bekend als een dorp voor de rijken en beroemden.
Op een prachtige ochtend waarin de lucht blauw was, de naaldbomen groen, de chocolade zwart en de sneeuw wit, maakte ik een rondje om het bergmeer waaraan het dorp ligt, de St. Moritzsee. Boven mij schoot een klein vliegtuigje door de lucht en verstoorde het geknisper van mijn schoenen in de verse sneeuw. Het zal toch niet dacht ik. Maar jawel, een stukje verder daalde hij achter de bergen in de richting van het vliegveld. Zou het werkelijk zo zijn, dat er mensen zijn die het weerbericht bekijken, en vervolgens besluiten een middagje te gaan skien?
In het dorp zijn drie kerken, er zijn meer boetieken van Dior, Chanel en Versace dan er winkels zijn die skikleding verkopen. De hotels zijn prachtig en voor de deur staan de portiers in statige uniformen in het gelid. Zij helpen de elite vanuit hun patserige wagens in hun met hoog tapijt beklede suites.De vrouwen lijken hier allemaal op Donnatella, Paris Hilton of Patricia Paai. En komen allemaal tot m’n middel qua lengte. Er zijn vele horloge winkels, alles is van Swiss quality en er zijn veel banken voor ‘private banking’.
Ik dwaalde wat over straat en had het gevoel dat ik iets mistte. Iets dat zich tot in de verste uithoeken van Siberiё en Afrika heeft weten te nestelen. Iets roods, iets Amerikaans, iets met een M. Opeens wist ik het, er is geen Mac Donalds, en ook geen neon reclame van Coca-Cola in het dorp te vinden. Bravo!
Het mooie van St. Moritz tegenover het dorp waar we in Frankrijk altijd heen gingen, Val Thorens, is dat er hier echt mensen wonen. Natuurlijk draait het dorp op toerisme, maar zonder het toerisme zou dit dorp ook bestaansrecht hebben. Val Thorens is na de Tweede Wereldoorlog puur en alleen uit de berg gestampt voor het skiёn, en dat is te zien aan het manier van bouwen en het sfeerloze van het geheel. Heeft overigens wel als voordeel, dat je bijna vanuit elk appartement weg kunt skien. Je hoeft niet, zoals hier eerst met een bus naar de centrale gondel om de piste op te komen. En het centrum(pje) is volledig auto vrij en meestal overdekt. Hier is een station met meer sporen dan Almere Centrum, een Zimmerei (timmermanswerkplaats), een bibliotheek en een krankenhaus. Er is één school, en één schoolbus. Men leert voor houthakker of skileraar. Of sneeuwruimer. Als het sneeuwt, wordt er de ganse dag sneeuw geruimd. Een baan zonder eind. Het lijkt me zeer onbevredigend werk. Achter je sneeuwschuiver groeit de hoop net zo hard weer aan.
Er is ook een supermarkt. Een kleintje in het dorp. Ik verdenk men ervan dat ze de grote supermarkt (bij mij om de hoek) expres buiten het dorp geplaatst hebben om het gebruik van restaurants te bevorderen. Zodat men geen vlees invriest in de vorm van een skischoen en laffe macaroni meeneemt uit Nederland om op plaats van bestemming nog zout te kopen. Supermarkten zijn altijd leuk om te vergelijken tussen landen. In Nieuw Zeeland waren ze 24 uur per dag open en werd bij de kassa alles netjes voor je ingepakt, voor elke productgroep een nieuw zakje. Hier zijn alle winkels tussen 12 en 14 uur gesloten. Onder lunchtijd. Ook de bakkerij is dicht. Winkelpersoneel heeft het slecht. Die moeten van 7tot 18 of 19 uur werken. ’s Middags 2 uur pauze. Waardeloos. Veel producten komen uit Schweiz en zijn biologisch en op het winkelwagentje zit een soort vergrootglas waarmee je je boodschappenlijstje kunt uitvergroten. Misschien zijn veel mensen hier bijziend door de felle weerspiegeling van de zon in de sneeuw.
Het wordt laat licht en vroeg donker. Na het eten, voor het slapen gaan loop ik nog een rondje. Op de berg spuiten de sneeuwkanonnen hun sneeuw voor de volgende dag. Het meer vriest elke dag een beetje verder dicht. Ik kom een man tegen. Rechtop, haren gekamd, een glimmende pijp rokend. Hij lijkt uit James Bond te zijn gelopen. Men groet beleefd. Met stevige pas loopt hij verder. Z’n jet staat gereed.
Tip-Top
Een week verder. Ik heb inmiddels een Zwitserse bankrekening geopend waar ik eindelijk al mijn zwarte geld op kan zetten. Want met al die biljetten in m’n clip liep ik toch niet echt met een veilig gevoel over de witte straten van St. Moritz. Toegegeven, de eerste paar dagen, of enkele uren van die eerste paar dagen, had ik het moeilijk. Ik vroeg me werkelijk af wat ik nu weer in dit oord moest zoeken. Zonder vrienden om mee te skien en vooral te apresskien.
Er wordt op het werk lang niet zoveel gelachen en winkelmeisjes waren bij lange na niet zo leuk als in Haarlem. En had ik niet onlangs weer een beetje een vriendinnetje? De zon scheen ook al niet zoals beloofd in de folder en de eis arena had niks met een schaatsbaan te maken. Om de een of andere reden is Europa toch niet zo een als men wilt. De stekker van m’n laptop paste niet. De gaten kwamen wel overeen, maar waren te klein. Met mijn Zwitserse zakmes schroefde ik het beschermplaatje van het stopcontact af, plugde de stekker in, en zat de hele avond in het donker. Mijn bed is aan de kleine kant, en het dekbed juist weer groter dan het meegebrachte overtrek. Dan bleek het nog eens moeilijk om een internet verbinding uit de lucht te halen. Het viel allemaal niet mee. Maar na het kopen van een verloopstekker en het verplaatsen van het buro met laptop naar het raam begonnen ineens alle lampjes vrolijk te knipperen. Van de schoondochter van de schoolvriendin van m’n moeder die hier in het dorp een gordijnwinkel of iets dergelijks heeft kreeg ik een passend overtrek. Hij was van ein mädchen geweest en rook heerlijk naar bloemetjes. De vlinders die erop stonden kreeg ik er van in m’n buik. Alle begin is moeilijk, maar de zon ging weer schijnen. Ik maakte een wandelingetje im wald en verstuurde postkaarten. Ik gooide er heel wat franken doorheen, zoveel moest ik er sturen. Dat deed goed.
Ik heb mijn collega’s een beetje leren kennen. Heel Mario-kart is vertegenwoordigd; Augusto, Antonio, Luigi en Carlos. Dan kwam er een meisje binnen welke mij gedag zei, en vijf minuten later nog eens. Het bleek een tweeling te zijn. De een iets lelijker dan de ander. Er is nog een Hongaar die drei oder vier sprechen sprecht aber keine deutsch .Een vluchteling uit Eritrea die vloeiend Engels spreekt en waarvan ik me werkelijk afvraag hoe hij hier in godesnaam beland is. Een paar jonge stagelopers waaronder twee meisjes bij welke het keiharde werken er al vroeg ingestampt wordt. Het vaste team bestaat uit Patrick, een grote dikke Zwitser die met een hap een bolletje weghapt, een kaalgeschoren Duitser met enkelt bakkebaarden uit Hannover die ski fahren liebt en Irma, een soort vrouwelijke beul met een snor en een bandana om haar hoofd die zonder moeite vijfentwintig kilo deeg uit een kuip trekt. Zij vroeg mij, wijzend op m’n mooie bakkerskleding met het handige ‘schortjes’ syteem (zonder touwtjes maar met knopen) of ik in Nederland ook bakker was. Enigzinds beledigd vroeg ik haar of ze dat nog niet gezien had, maar blijkbaar kan de eerste beste pizzabakker dit werk ook.
Een bakplaatje is ein blech, gist is hefe. Een mobieltje is een handy, maar veel meer kan ik over het algemeen niet van het Zwitsers maken. Verder is alles tip-top. In de namiddag moet ik een paar keer per week bestellingen rijden in een gele bakkersbus. Ik moet dan brood afleveren bij grote hotels waarin in de kelder een vage walm hangt van wasgoed en goed eten en met een personeelsbestand dat het aantal gasten in het hoogseizoen evenaart.
Op de skipas moet ik nog even wachten, die komt met korting van de gemeente. Tot zolang pak ik de gitaar erbij. Ik kan de G en de D noot al spelen.
Gruёzi!
Italiaans voor dummies
Van de lessen op de middelbare school was weinig blijven hangen. Mulleimer (vuilnisbak) en auf die ecke (op de hoek) was het enige dat was over gebleven. Dus ter voorbereiding op mijn Zwitserse avontuur kocht ik Duits voor dummies en de Duits-Nederlandse woordenboeken. Elke avond voor het slapen gaan nam ik een hoofdstuk door. Die naamvallen ging ik nooit begrijpen, maar met steenkolen Duits zou ik mij ook zeker wel gaan redden.
Na lang zoeken had ik eindelijk een bakkerij gevonden die mij wilde aannemen. Ik had mijn zoekgebied verschoven van Oostenrijk naar Zwitserland en dat was een goede zet. Eerst kon ik naar Zuoz komen, maar dat was voor een heel jaar. Dat zag ik niet zo zitten. Enkele weken later kreeg ik een mailtje van Baeckerei Bad, dat ze deze week gingen bekijken of ze nog iemand nodig hadden dit seizoen, en of ik nog intresse had. Ik had zoveel emails verstuurd dat ik deze alweer vergeten was. St. Moritz, was een plaatsje dat mij bekend in de oren klonk. Een schoolvriendin van mijn moeder is met een Zwitser getrouwd, en een van hun kinderen prepareerde de pistes aldaar. Vroeger dacht ik er ook wel eens over om naar Zwitserland te gaan, maar zoals met alles is overal een tijd voor. Die tijd was nu gekomen.
Ik overlegde met de man van de vriendin van mijn moeder die zich het Nederlands ook eigen had gemaakt. Hij zocht vanalles voor me uit. Ik moest hem het contract sturen dat ik kreeg en een dag later kreeg ik een nieuw contract van de bakkerij waarin ik ineens 200 CHF (Zwitserse frank) meer verdiende. Dat zijn nog eens contacten waar je iets aan hebt.
Nu was ik opweg naar St. Moritz. In de provincie Grabunden, bergreeks Endagin. Misschien ooit eens bij de banketbakker een Endaginer Nusstorte zien liggen? Komen daar dus vandaan. Het recept althans. Ik wilde eerst op de motor gaan, maar dit bleek bij nader inzien geen goed idee. En toen ik mijn koffers had gepakt was ik blij dat ik al een treinticket had liggen.
Zo vertrok ik in de vroegte, metgezeld door mijn moeder naar Amsterdam Centraal. Daar stapte ik in zo’n grijze futuristische trein, de ICE. Ik had er altijd al eens mee willen reizen. Het fluitje floot, de deuren sloten, en we zoefden richting de Duitse grens. Voor mij zaten twee vrouwen die een dagje gingen shoppen in Keulen. Bij hun eerste aanzicht veroordeelde ik hun tot Haarlemse, en ik bleek het bij het goede eind te hebben. Kon ik voor het laatst over de Haarlemse r vallen. Mooie afsluiter. Is Duitsland zo grauw omdat jij graag wilt dat het grauw is? Of is het gewoon grauw? De zon zou daar vandaag geen verandering in brengen, want die liet zich niet zien. Voorbij Keulen begon de trein eindelijk een beetje vaart te maken. Er is een digitaal display waarop soms de snelheid verschijnt. En ook oma reisde met 302 km/h door het glooiende land. Terwijl waterdruppeltjes als zaadcellen over het raam zwemmen val ik in slaap. Bij Basel Bad word ik wakker. Ik schrik, Basel, daar moest ik overstappen. Een Amerikaan maakte de verwarring nog groter, maar het bleek mee te vallen. Basel HBF was een station verder.
Daar onmoette ik twee Nederlandse vrouwen welke gelukkig nog veel meer spullen dan ik mee sleepte. Ik schaamde me namelijk al een beetje voor de twee koffers, rugzak en gitaar die ik zeulde. Maar een skibroek en skischoenen nemen nu eenmaal meer ruimte in dan een paar slippers en een speedo zwembroek. Haar dochter was ook al met een Zwitser getrouwd, en die gingen zij nu opzoeken.
De trein gaat van Basel naar Chur en komt langs Zurich. Ik zit tegenover een Italiaan die al bellend een broodje dat zwaar belegd is met ham aan het wegsmakken en wegspoelen is. Daarop besluit ik een andere plaats te zoekenen beland ik tegenover een meisje dat haar voeten op de bank naast mij heeft gelegd. Haar voeten op haar muts, dat wel. Alles beter dan ein brotchen mit shincken. De eerste sneeuw ligt daar alsof het er altijd lag. Als ik echter een krant open sla zie ik dat nog maar enkele dagen geleden de eerste sneeuw is gevallen. Toevallig staat er een foto van St. Moritz in.
We komen door Zurich en zakken daarna af langs het meer van Zurich, wat een prachtig gezicht is bij de avond die snel inzet. Terwijl ik een sms verstuur zie ik dat alweer een nieuw meisje tegenover mij terwijl ze een cherry tomaatje uit haar tas pakt stiekem naar mijn dikke boek kijkt dat ik aan het lezen ben, om te kijken waar ik vandaan kom. Ze biedt mij er snel eentje aan. Uren en kilometers verstrijken. In Chur overstappen op de trein die de bergen in gaat. Er ligt een dik pak sneeuw. Er staat op de stations informatie in het Japans. Die schijnen hier massaal heen te komen om deze treinreis te maken. Zo mooi moet het hier zijn. Ondanks de volle maan is er helaas weinig van te zien. De trein stopt enkele keren door de hevige sneeuwval, en daarom heb ik uiteindelijk tien minuten verspatung (vetraging). Dat valt allezins mee op een reis van twaalf uur. Maar het valt me tegen van die Punktigkeit.
Emanuelle met de gele bakkersbus staat al op mij te wachten. We gooien mijn spullen achterin en rijden naar het dorp. De bakkerij is niet in St. Moritz, maar in St. Moritz Bad. Vandaar de naam van de bakkerij ook, kwam ik tot de conclusie. Wat de Bad toevoeging bij vele Duitstalige plaatsjes betekend is me nog niet helemaal duidelijk. De plaatsjes zijn aan elkaar gegroeid, en het is een kleine wandeling naar het dorp. We rijden gelijk naar de bakkerij. Emanuelle is een Italiaan die goed Engels spreekt en legt mij het een en ander uit. Hij laat het rooster zien. Tim van Dalen. Mittwoch, 2 Dez. 4.30 uhr. Begreep ik nu goed dat ik de volgende morgen om half 5 moest beginnen? Het was nu half negen ’s avonds en ik moest nog wat eten, en misschien m’n koffer uitpakken, en misschien m’n moeder nog even bellen? Ik was met stomheid geslagen, maar na enige overpeinzing besloot ik me niet druk te maken. Alles supermarkten waren al dicht, maar Emanuelle had nog een pak spagetti en een pot saus voor me. Ik kookte, pakte m’n koffer uit en ging rustig in bed liggen. Lichtelijk opgewonden, maar gelukkig kwam de slaap toch al snel. Deze was wel wat onrustig. Toen de wekker ging had ik trek. Ik at de gevulde koek die ik eigenlijk voor de baas had meegenomen. Was dit een soort vergelding voor die 200 CHF meer? De bakkerij was al in volle gang, ik kreeg niet echt een hartelijke begroetingmaar mocht ergens stokbroden gaan rollen. Een half uurtje later kwam de chef, zoals hij ook graag wenst aangesproken te worden, en hebben we een rondje door de bakkerij gemaakt. Daarna was eigenlijk iedereen vriendelijk. Al snel zag ik dat de helft van alle werknemers Italiaans was, en het leek me achteraf ook logisch. Italie ligt op een uur afstand, en waarschijnlijk betalen de Zwitsers bijna dubbel zoveel als de Italianen. Ciao, Buongiorno, uno, duo, panini, farina. Ik had beter Italiaans voor dummies kunnen kopen.
Het bedrijf tikt werkelijk als een Zwitsers uurwerk. Alles verloopt soepel. De chef is de rust zelve. Als ik iets doe, krijg ik uitleg over hoe en waarom ik dat dan wel of niet goed doe. Zo kreeg ik een lesje ´kar in de oven rijden´. Ik herkende veel werkwijzen en regels van Bakkerij Hartog in Nederland. Maar de oude Hartog, komt dan ook al sinds de oorlog zeer regelmatig in Zwitserland.
De volgende middag loop ik naar het dorp. Door de zon moet ik m´n ogen toeknijpen. Het blauwe meer, de besneeuwde bomen en bergen, de statige architektuur van de gebouwen, en vriendelijke knikjes van de mensen op straat. Ik ga even stilstaan. Door de omstandigheden was ik er nog niet aan toegekomen het te beseffen maar ik ben in Sankt Moritz.
Skifahren mit Paris
Meine freunden und freundinnen!
Jetzt ist est offiziell, von 1 dezemeber bis 1 april, gehe ich brotbäcken im Sankt Moritz, Schweiz. Wo das Reichen und Berühmten wintersporten.
Vielleicht in der zwischenzeit en bisschen skifahren oder meine Schweizer Franken auf das richtige Pferd setzen!
Immerhin, ein neues Abenteuer in der Schnee diezer zeit!
Auf deiser Seite werden ich du auf den Laufenden holten.
Danke fur das lesen, diese Seite gibt noch mehr Spaß!