8 minuten over 4 gaat de wekker. Een rare tijd, waarom geen 4 uur rond, of 4 uur 15? Geen tijd om over na te denken. Ik ga snel uit bed, plop m’n contactlenzen in, geef m’n vriendin een kus, eet nog een broodje en trek buiten op de balustrade m’n werkschoenen aan. Binnen is verboden. Opgedroogde resten van meel en water vallen heel makkelijk uit de profielen van de schoenen en maken een enorme rotzooi in huis.
Het is zomer. Ondanks dat het nog midden in de nacht is, zie ik aan mijn linkerkant de zon al voorzichtig op komen. Ik hobbel de Wenckebachweg en denk over wat voor weer het vandaag gaat worden. De lucht lijkt vrij helder, maar er was regen voorspelt.
De straat waarin wij wonen is een stukje land tussen Amsterdam en Duivendrecht. Het is in ontwikkeling. De Hells Angels zijn onlangs verjaagd uit hun clubhuis, en nu is ook laatst de loods waarin de trucks van het transportbedrijf de Suykerbuyk altijd stonden ontmanteld. De naam van de firma deed me altijd afvragen wat ze vervoerden… Mooie wagens hadden ze, de eigenaar van het bedrijf was ook een truck-freak, dit was te zien aan het wit dat ook wit was en het glimmende chroomwerk van de trucks. Anders dan de naam deed vermoeden, vervoerden ze geen zoetigheid, maar gloeiend asfalt. Dan ga ik het treinviaduct onderdoor, waarover de nachttrein naar Utrecht zojuist het Amstelstation verlaat. Tussen de hoge gebouwen van de Omval door waar het lichtje in de top van de Rembrandttoren altijd brand. Er hangt daar een grote klok waarbij ik kan zien of ik op schema lig. 4 uur 27, ja, het gaat goed. Mijn weg vervolg ik langs de Amstel, waarlangs altijd mensen mij vervaarlijk tegemoet slingeren. Een jongen met een meisje voorop z’n fiets, de eenzame dronkenman, patsertjes op Vespa scootertjes, schreeuwend en toeterend. Bij het Amstelhotel waar de wagen van de wasserij voor de deur staat, sla ik rechts de Sarphatistraat in. Op de kruising Wibautstraat, scheuren taxi’s mij roekeloos voorbij.
Niet iedereen weet dat, maar Amsterdam veranderd ’s nachts in een straatcircuit voor taxi’s. Taxi’s mogen dan volgas door rood, over de trambaan, en ze moeten ook zoveel mogelijk borden negeren. Hoe asocialer, hoe meer punten ze krijgen. De Weesperstraat met zijn gemeentelijke gebouwen, waarbij ik telkens weer denk aan de enorme straten die ik in Berlijn ooit zag. De Weesper- en de Wibautstraat moesten zich met dit soort Allee’s conformeren…
Inmiddels ben ik al voorbij het Rembrandthuis gefietst en zoef ik de Sint Antoniesbreestraat in. Waar altijd dealertjes rondlopen en ik gebruikers uit de Damstraat zie komen opzoek naar oppeppend spul. De bakker daar is altijd allang bezig, met ander met ander oppeppend spul. De ramen zijn al beslagen van het dampende brood en de typische geur van broodverbetermiddelen vervult de straat. Nieuwmarkt dan, al rustig. Er vallen een aantal dikke regendruppels op m’n hoofd. Een stukje Prins Hendrikkade. Slapende mensen in bushokjes, en mensen op weg naar de eerste trein. Als ik de korte Nieuwendijk in fiets is een collega ondernemer al bezig, of aan het dicht gaan, ik weet het niet. Zijn met TL verlichte zoetigheden en pizzaslices zien er altijd hetzelfde uit. Of ik er nu midden in de nacht of ’s middags langskom, de roze icing op de donuts glimt me altijd tegemoet. De man heeft ook altijd klandizie. Café Français, Buon Appetito, staat er op het raam. Iedereen snapt het.
Als eerste zet ik mijn fiets voor de bakkerij deze ochtend, zo tegen het middaguur vormen de achteloos geplaatste fietsen van onze klanten voor onze deur een soort aantrekkingskracht voor iedereen die er langs loopt, als het al niet een soort vangnet is waar men bewust omheen moet lopen om niet naar binnen te worden gezogen door de geur van vers brood. Een hoop fietsen voor de deur is gratis reclame. Hier is het druk, hier is het vast lekker, dat impliceren deze fietsen. Ik trek de container met al het brood dat gister nog geld waard was maar nu waardeloos is naar buiten en klik het licht aan. De filters van de espressomachine klik ik in de pistons en tap een glas water. Ook trek ik alvast een stuk papier mee waar ik zo meteen de tartelettes op ga lossen. Bakken, dat is de kunst van het vooruit denken. Goed nadenken over wat je straks nodig hebt, zodat je niet twee keer hoeft te lopen. Met dank aan moderne technologie staan de ovens al aan en zijn de stenen heet genoeg om de eerste broden op te bakken. Nog snel een schortje om en een slok water, en vanaf dan is het zo snel mogelijk de oven vullen. De broden vanuit de rijskast op de schieter leggen en schieten die handel. Voordat de wekkertjes gaan piepen en de eerste pavé’s, batards en boules goudbruin eruit komen snel wat klusjes doen. Croissants voorbereiden, de couche oprollen. Dan ineens, na een kwartiertje, een harde knal en een seconde later sta ik in het donker en doodse stilte. Alleen de noodverlichtig brandt nog en de regen sijpelt door de regenpijp die om onduidelijke reden door de bakkerij heen loopt. Pas dan merk je hoeveel herrie al die apparaten eigenlijk maken. Ik sprint de trap op naar de meterkast, die ook donker is en waarin ik geen zaklantaarn zie liggen. Ik zet snel alle aardlekschakelaars om, in de veronderstelling dat die om zijn gegaan, maar een seconde later zie ik dat de hele straat donker is, en dat ik de schakelaars juist aan het uitzetten ben. Ik loop naar het raam. De straat is donker, afgezien van de neonletters van het Casino, deze grapjas heeft zijn uithangbord aangesloten op de noodverlichting. Slim. Dan hoor ik een hoop sirenes, en zie ik blauwe lichtflitsen door de pui waartegen het regent alsof er iemand met een tuinslang op staat te spuiten. Bij het Hekelveld staan trams stil en is er politie. Maar verder is er niks te zien. Ik verwacht dat er een blikseminslag is geweest in een transformatorhuisje aldaar, maar zie niks fikken of roken. De eigenaar van Café Français komt ook kijken. Hij was aan het stofzuigen en kan nu niet verder. Elke keer deze straat! Mijn broden liggen in de oven en dat vind ik eigenlijk veel vervelender. Er is niks dat we kunnen doen. Ik probeer m’n baas te bereiken maar die ligt te slapen. Ik denk aan Oeganda - het is inmiddels precies een jaar geleden dat ik daar was - waar de stroom er in de bakkerij meerdere keren per nacht afging. Gelukkig stond er een aggregaat achter het gebouw waarnaast iemand 24 uur per dag lag te slapen en zodra de lichten uitgingen slingerde hij de aggregaat aan. Als er tenminste diesel in zat. Er was dan weer licht en de vriezers bleven draaien, maar de ovens kon het ding niet aan, deze trokken zoveel stroom dat als we ze toch aanzette, de aggregaat er ook gelijk uitsloeg.
Voor Afrikanen is een onstabiel stroomnetwerk als voor ons de regen. Het gebeurt en je kunt er niks aan doen. Wij trekken ons regenpak aan en zij gaan lekker zitten wachten tot de stroom er weer op gaat. Met de zaklamp op m’n telefoon bekeek ik de broden die in de ovens zaten. Deze bakken met een aflopende temperatuur en kwamen daarom iets licht qua kleur, maar verder prima uit de oven. De buurman vertelde dat hij had gehoord dat om 8 uur de stroom er weer op ging. Ik bedacht me of ik iets kon gaan doen, iets voorbereiden. Maar realiseerde me dat ik de vriezers en de koelkasten niet kon openen, ik kon niks afwegen want ik ondanks dat het buiten inmiddels licht was, was de bakkerij in de kelder nog aardedonker. De krantenjongen had wel gewoon zijn werk gedaan en ik ging de krant zitten lezen. Zal ik koffie zetten? Vroeg collega Anya die inmiddels binnen was gekomen. Maar ook voor koffiezetten hebben we elektriciteit nodig. Twee uur later ging sprongen de lichten weer aan. Mijn baas sms-de of alles goed zou komen. Hakuna matata (“er zijn geen zorgen” in het Swahili) stuurde ik hem terug. Langzaamaan kwamen de ovens weer op temperatuur en vervolgde we de dag zoals we dat normaal zouden doen....
Het is zomer. Ondanks dat het nog midden in de nacht is, zie ik aan mijn linkerkant de zon al voorzichtig op komen. Ik hobbel de Wenckebachweg en denk over wat voor weer het vandaag gaat worden. De lucht lijkt vrij helder, maar er was regen voorspelt.
De straat waarin wij wonen is een stukje land tussen Amsterdam en Duivendrecht. Het is in ontwikkeling. De Hells Angels zijn onlangs verjaagd uit hun clubhuis, en nu is ook laatst de loods waarin de trucks van het transportbedrijf de Suykerbuyk altijd stonden ontmanteld. De naam van de firma deed me altijd afvragen wat ze vervoerden… Mooie wagens hadden ze, de eigenaar van het bedrijf was ook een truck-freak, dit was te zien aan het wit dat ook wit was en het glimmende chroomwerk van de trucks. Anders dan de naam deed vermoeden, vervoerden ze geen zoetigheid, maar gloeiend asfalt. Dan ga ik het treinviaduct onderdoor, waarover de nachttrein naar Utrecht zojuist het Amstelstation verlaat. Tussen de hoge gebouwen van de Omval door waar het lichtje in de top van de Rembrandttoren altijd brand. Er hangt daar een grote klok waarbij ik kan zien of ik op schema lig. 4 uur 27, ja, het gaat goed. Mijn weg vervolg ik langs de Amstel, waarlangs altijd mensen mij vervaarlijk tegemoet slingeren. Een jongen met een meisje voorop z’n fiets, de eenzame dronkenman, patsertjes op Vespa scootertjes, schreeuwend en toeterend. Bij het Amstelhotel waar de wagen van de wasserij voor de deur staat, sla ik rechts de Sarphatistraat in. Op de kruising Wibautstraat, scheuren taxi’s mij roekeloos voorbij.
Niet iedereen weet dat, maar Amsterdam veranderd ’s nachts in een straatcircuit voor taxi’s. Taxi’s mogen dan volgas door rood, over de trambaan, en ze moeten ook zoveel mogelijk borden negeren. Hoe asocialer, hoe meer punten ze krijgen. De Weesperstraat met zijn gemeentelijke gebouwen, waarbij ik telkens weer denk aan de enorme straten die ik in Berlijn ooit zag. De Weesper- en de Wibautstraat moesten zich met dit soort Allee’s conformeren…
Inmiddels ben ik al voorbij het Rembrandthuis gefietst en zoef ik de Sint Antoniesbreestraat in. Waar altijd dealertjes rondlopen en ik gebruikers uit de Damstraat zie komen opzoek naar oppeppend spul. De bakker daar is altijd allang bezig, met ander met ander oppeppend spul. De ramen zijn al beslagen van het dampende brood en de typische geur van broodverbetermiddelen vervult de straat. Nieuwmarkt dan, al rustig. Er vallen een aantal dikke regendruppels op m’n hoofd. Een stukje Prins Hendrikkade. Slapende mensen in bushokjes, en mensen op weg naar de eerste trein. Als ik de korte Nieuwendijk in fiets is een collega ondernemer al bezig, of aan het dicht gaan, ik weet het niet. Zijn met TL verlichte zoetigheden en pizzaslices zien er altijd hetzelfde uit. Of ik er nu midden in de nacht of ’s middags langskom, de roze icing op de donuts glimt me altijd tegemoet. De man heeft ook altijd klandizie. Café Français, Buon Appetito, staat er op het raam. Iedereen snapt het.
Als eerste zet ik mijn fiets voor de bakkerij deze ochtend, zo tegen het middaguur vormen de achteloos geplaatste fietsen van onze klanten voor onze deur een soort aantrekkingskracht voor iedereen die er langs loopt, als het al niet een soort vangnet is waar men bewust omheen moet lopen om niet naar binnen te worden gezogen door de geur van vers brood. Een hoop fietsen voor de deur is gratis reclame. Hier is het druk, hier is het vast lekker, dat impliceren deze fietsen. Ik trek de container met al het brood dat gister nog geld waard was maar nu waardeloos is naar buiten en klik het licht aan. De filters van de espressomachine klik ik in de pistons en tap een glas water. Ook trek ik alvast een stuk papier mee waar ik zo meteen de tartelettes op ga lossen. Bakken, dat is de kunst van het vooruit denken. Goed nadenken over wat je straks nodig hebt, zodat je niet twee keer hoeft te lopen. Met dank aan moderne technologie staan de ovens al aan en zijn de stenen heet genoeg om de eerste broden op te bakken. Nog snel een schortje om en een slok water, en vanaf dan is het zo snel mogelijk de oven vullen. De broden vanuit de rijskast op de schieter leggen en schieten die handel. Voordat de wekkertjes gaan piepen en de eerste pavé’s, batards en boules goudbruin eruit komen snel wat klusjes doen. Croissants voorbereiden, de couche oprollen. Dan ineens, na een kwartiertje, een harde knal en een seconde later sta ik in het donker en doodse stilte. Alleen de noodverlichtig brandt nog en de regen sijpelt door de regenpijp die om onduidelijke reden door de bakkerij heen loopt. Pas dan merk je hoeveel herrie al die apparaten eigenlijk maken. Ik sprint de trap op naar de meterkast, die ook donker is en waarin ik geen zaklantaarn zie liggen. Ik zet snel alle aardlekschakelaars om, in de veronderstelling dat die om zijn gegaan, maar een seconde later zie ik dat de hele straat donker is, en dat ik de schakelaars juist aan het uitzetten ben. Ik loop naar het raam. De straat is donker, afgezien van de neonletters van het Casino, deze grapjas heeft zijn uithangbord aangesloten op de noodverlichting. Slim. Dan hoor ik een hoop sirenes, en zie ik blauwe lichtflitsen door de pui waartegen het regent alsof er iemand met een tuinslang op staat te spuiten. Bij het Hekelveld staan trams stil en is er politie. Maar verder is er niks te zien. Ik verwacht dat er een blikseminslag is geweest in een transformatorhuisje aldaar, maar zie niks fikken of roken. De eigenaar van Café Français komt ook kijken. Hij was aan het stofzuigen en kan nu niet verder. Elke keer deze straat! Mijn broden liggen in de oven en dat vind ik eigenlijk veel vervelender. Er is niks dat we kunnen doen. Ik probeer m’n baas te bereiken maar die ligt te slapen. Ik denk aan Oeganda - het is inmiddels precies een jaar geleden dat ik daar was - waar de stroom er in de bakkerij meerdere keren per nacht afging. Gelukkig stond er een aggregaat achter het gebouw waarnaast iemand 24 uur per dag lag te slapen en zodra de lichten uitgingen slingerde hij de aggregaat aan. Als er tenminste diesel in zat. Er was dan weer licht en de vriezers bleven draaien, maar de ovens kon het ding niet aan, deze trokken zoveel stroom dat als we ze toch aanzette, de aggregaat er ook gelijk uitsloeg.
Voor Afrikanen is een onstabiel stroomnetwerk als voor ons de regen. Het gebeurt en je kunt er niks aan doen. Wij trekken ons regenpak aan en zij gaan lekker zitten wachten tot de stroom er weer op gaat. Met de zaklamp op m’n telefoon bekeek ik de broden die in de ovens zaten. Deze bakken met een aflopende temperatuur en kwamen daarom iets licht qua kleur, maar verder prima uit de oven. De buurman vertelde dat hij had gehoord dat om 8 uur de stroom er weer op ging. Ik bedacht me of ik iets kon gaan doen, iets voorbereiden. Maar realiseerde me dat ik de vriezers en de koelkasten niet kon openen, ik kon niks afwegen want ik ondanks dat het buiten inmiddels licht was, was de bakkerij in de kelder nog aardedonker. De krantenjongen had wel gewoon zijn werk gedaan en ik ging de krant zitten lezen. Zal ik koffie zetten? Vroeg collega Anya die inmiddels binnen was gekomen. Maar ook voor koffiezetten hebben we elektriciteit nodig. Twee uur later ging sprongen de lichten weer aan. Mijn baas sms-de of alles goed zou komen. Hakuna matata (“er zijn geen zorgen” in het Swahili) stuurde ik hem terug. Langzaamaan kwamen de ovens weer op temperatuur en vervolgde we de dag zoals we dat normaal zouden doen....